Bibob beleid gemeente Weesp voor 2020-2022 voor de omgevingsvergunning in het kader van de wet Bibob

Geldend van 01-03-2020 t/m heden

Intitulé

Bibob beleid gemeente Weesp voor 2020-2022 voor de omgevingsvergunning in het kader van de wet Bibob

1 ALGEMEEN

Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het bevoegd gezag in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen. Vóór het van kracht worden van de Wet Bibob kon een bouwvergunning (thans omgevingsvergunning) slechts op grond van strijd met het Bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan of de redelijke eisen van welstand geweigerd of ingetrokken worden en was slechts het te bouwen object voorwerp van beoordeling. De vergunningaanvrager c.q. -houder hoefde niet aan integriteitseisen te voldoen, daar een bouwvergunning zich richtte op het bouwwerk en niet aan de aanvrager. De Wet Bibob is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Bij de toepassing van de Wet Bibob wordt nu juist wél de integriteit van de aanvrager en de bij de aanvraag betrokken (rechts)personen beoordeeld.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In artikel 2.20, eerste lid respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan worden geweigerd respectievelijk een verleende omgevingsvergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob.

Waarom het Bibob beleid?

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van Bibob beleid, waarin het bevoegd gezag aangeeft op welke wijze de Wet Bibob toegepast wordt. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van een genomen beslissing door de democratische controleorganen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Wet Bibob

In hoofdlijnen regelt de wet twee zaken. Ten eerste wordt het mogelijk om bepaalde vergunningen te weigeren, bestaande beschikkingen in te trekken of gunning van een opdracht uit te sluiten wegens – globaal gezegd – misbruik ervan. Ten tweede voorziet de wet in een landelijk Bureau Bibob dat het bevoegd gezag desgevraagd adviseert over de mate van gevaar dat er sprake is van misbruik van de gevraagde beschikking en daartoe screening kan uitvoeren.

Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan het bevoegd gezag een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

  • 1.

    sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

  • 2.

    sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld drugshandel of als dekmantel);

  • 3.

    feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.

2 TOEPASSING WET BIBOB

Bibob-formulieren

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob heeft het bevoegd gezag op grond van artikel 30 Wet Bibob de mogelijkheid om de aanvrager van een omgevingsvergunning (en ook de houder van een reeds verleende omgevingsvergunning) vragen te stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen etc.

Daartoe zijn verschillende Bibob-formulieren ontwikkeld die door de aanvrager (en in voorkomende gevallen de houder van een vergunning) dienen te worden ingevuld. In dit beleid wordt nader ingegaan op de gevallen waarin een Bibob-formulier moet worden ingevuld.

Vergunningen in het kader van dit Bibob beleid

In dit Bibob beleid gaat het alleen om omgevingsvergunningen die vallen onder het bereik van de Wet Bibob. Ingevolge artikel 2.20, eerste lid jo artikel 5.19, vierde lid onder b Wabo zijn de intrekkings- en weigeringsgronden uit de Wet Bibob van toepassing op omgevingsvergunningen voor projecten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit:

  • a.

    het bouwen van een bouwwerk;

  • b.

    het oprichten, het veranderen of het veranderen van de werking van een inrichting. In dit beleid zal het Bibob-beleid dat zich specifiek richt op de eerste categorie Bibob-plichtige omgevingsvergunningen worden toegelicht.

Het bouwen van een bouwwerk

De hoofdregel, artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo, bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk. De belangrijkste uitzonderingen op deze hoofdregel is geregeld in artikel 2.1, derde lid Wabo. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot het bouwen van een bouwwerk voor bepaalde categorieën het verbod niet geldt1.

Wanneer kan de Wet Bibob toegepast worden?

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk

In artikel 2.20, eerste lid Wabo is geregeld dat een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Het betreft een facultatieve weigeringsgrond. Het bevoegd gezag heeft beleids- en beoordelingsvrijheid ten aanzien van de toepassing.

Bij het intrekken van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk

In artikel 5.19 vierde lid onder b Wabo is geregeld dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Het spreekt voor zich dat het bevoegd gezag bij het ‘intrekken’ van een omgevingsvergunning nog meer dan bij een weigering een zeer zorgvuldige belangenafweging dient te maken. Een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken als zich na de verlening feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die nopen tot het houden van een Bibob-onderzoek en dit onderzoek leidt tot de conclusie dat er sprake is van een ernstig gevaar voor misbruik van de vergunning. Een omgevingsvergunning kan ook worden ingetrokken wanneer de omgevingsvergunning is overgedragen en op naam van een ander wordt gesteld (artikel 2.25, tweede lid Wabo). Indien de nieuwe rechthebbende van deze vergunning aan een Bibob-onderzoek wordt onderworpen, en uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan het bevoegd gezag besluiten tot het intrekken van de vergunning.

Termijnen

De beslistermijn ten aanzien van de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen van een bouwwerk waarbij de reguliere voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, is op grond van artikel 3.9, eerste lid Wabo acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met zes weken worden verlengd op grond van artikel 3.9, tweede lid Wabo. De beslistermijn ten aanzien van de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen van een bouwwerk, waarbij de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, is op grond van artikel 3.10, eerste lid Wabo jo artikel 3:18, eerste lid Awb zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met zes weken worden verlengd op grond van artikel 3.12, achtste lid Wabo jo artikel 3:18, tweede lid Awb. De Wabo kent voor de beslissing omtrent omgevingsvergunningen waarbij de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is fatale termijnen; indien niet binnen de wettelijke termijn een beslissing is genomen, wordt de omgevingsvergunning van rechtswege verleend op grond van artikel 3.9, derde lid Wabo jo par. 4.1.3.3 Awb. Indien het bevoegd gezag tot adviesaanvraag bij het landelijk Bureau Bibob overgaat, wordt deze termijn op grond van artikel 31 Wet Bibob opgeschort. Deze opschorting duurt vier weken en kan eenmaal met vier weken worden verlengd.

3 ALGEMENE BELEIDSUITGANGSPUNTEN

Uitgaande van enerzijds het doel van de Wet Bibob, het tegengaan van het faciliteren van criminaliteit en daarmee het weigeren c.q. intrekken van vergunningen (projecten) waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt en anderzijds een meer risico en informatiegestuurde toepassing van het Bibob-instrumentarium is gekozen voor een differentiatie in toetsing.

Een belangrijk uitgangspunt van de gemeente Weesp is om de administratieve lasten, de extra werkzaamheden en de duur van de procedures voor de aanvragers én voor de gemeente zelf te beperken. Vanwege het proportionaliteitsbeginsel is een selectieve aanpak wenselijk. Het Bibob-instrument is immers een zwaar middel dat ingrijpt in de privacy van de aanvragers van een omgevingsvergunning. Uitgaande van een risico- en informatie gestuurde aanpak hoeft de aanvrager niet reeds bij de aanvraag een uitgebreid Bibob-formulier in te vullen en bescheiden te overleggen.

In beginsel kan worden volstaan met een beperkt Bibob-vragenformulier ten behoeve van de lichte toets. Indien er vaker binnen een bepaalde periode een vergunning wordt aangevraagd door dezelfde aanvrager kan worden volstaan door verwijzing naar eerdere toetsing c.q. reeds verleende omgevingsvergunning. Slechts wanneer op grond van dat ingevulde formulier en/of op grond van concrete informatie (’tip’ van de officier van justitie, berichtgeving in de media, politie informatie, of andersoortige bij de gemeente beschikbare informatie) aanvullende gegevens nodig zijn, zal aan de aanvrager een uitgebreid Bibob-vragenformulier worden uitgereikt en zullen bescheiden moeten worden overgelegd. Er bestaat dus een duidelijk onderscheid tussen een lichte toets en een diepgaande toets.

In dit kader wordt er onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, te bepalen naar de hoogte van de aanneemsom. Tevens wordt in dit Bibob beleid onderscheid gemaakt tussen enerzijds bouwactiviteiten welke betrekking hebben op bepaalde specifiek omschreven risicocategorieën die gevoeliger worden geacht voor criminele invloeden en anderzijds bouwactiviteiten die niet onder deze categorieën vallen.

Voorgaande wordt als volgt ingevuld:

  • Bouwactiviteiten met een aanneemsom vanaf € 250.000,-2 (exclusief BTW) worden in beginsel altijd aan een lichte toets onderworpen. Deze toets houdt in dat de aanvrager bij de aanvraag het Bibob-formulier ‘Bouw’ dient te overleggen, zonder bijlagen;

  • Onder aanneemsom wordt verstaan het bedrag zoals vastgesteld door de gemeente. Deze kan afwijken van hetgeen de aanvrager van de vergunning heeft ingevuld;

  • Bouwactiviteiten met een aanneemsom onder de € 250.000,- (exclusief BTW) worden alleen dan aan een lichte toets onderworpen wanneer de bouwactiviteit betrekking heeft op een aantal specifiek benoemde risicocategorieën die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. De ondergrens bedraagt in beginsel € 100.000,-;

  • Bij meerdere aanvragen omgevingsvergunningen per jaar dan wel meerdere aanvragen voor eenzelfde project door dezelfde aanvrager binnen Weesp, zal bij ongewijzigde omstandigheden aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) kunnen volstaan met een verwijzing naar de reeds eerder verleende vergunning.

In de praktijk kan zich de situatie voordoen dat het bevoegd gezag met een bepaalde aanvraag geconfronteerd wordt die niet binnen het Bibob beleid valt; de bouwactiviteiten zijn niet specifiek als risicocategorie benoemd en de aanneemsom ligt onder de € 250.000,- (exclusief BTW). In een voorkomend geval kan het bevoegd gezag het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) raadplegen met het oog op een Bibob-toets en kan van de aanvrager in beginsel het invullen van een beperkt Bibob-formulier worden verlangd. Een dergelijke toets kan aan de orde zijn als bij de beoordeling van het dossier (de aanvraag) aandachtspunten naar voren komen die tot toepassing van de Wet Bibob nopen. Te denken valt bijvoorbeeld aan antecedenten van de aanvrager en/of diens zakenpartners of informatie van samenwerkingspartners van de gemeente.

Risicocategorieën

Bij bouwactiviteiten kunnen bepaalde categorieën worden benoemd. De bouwactiviteiten kunnen zich bijvoorbeeld richten op het (ver)bouwen van één of meerdere woningen, winkels, kantoren, horecagelegenheden, bedrijven en dergelijke. Met name die bouwactiviteiten waar ruimten worden gecreëerd waarbinnen zich handelsactiviteiten (gaan) afspelen worden in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek onderworpen. Bepaalde handelsactiviteiten zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding. Voorts is het zo dat ook bepaalde branches gevoeliger zijn voor criminele beïnvloeding dan andere.

Risico categorieën kunnen zijn:

  • Horeca-, escort-, prostitutiebedrijven (inclusief coffeeshops, hotels, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons);

  • Kamerverhuurbedrijven, hotels, logies (de verhuur van onzelfstandige woningen, zoals kamers en etages met gedeelde voorzieningen in woongebouwen);

  • Vastgoedbedrijven; (bedrijven/personen die zich bedrijfsmatig bezighouden met het aan- en verkopen van, beleggen in, exploiteren van en de handel in onroerend goed);

  • Belwinkels, internetcafés en gamecenters;

  • Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • Smart-, head- en growshops;

  • Autoverkoop- en verhuurbedrijven en autosloperijen;

  • Categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën (bijv. wonen boven bordelen).

Deze hierboven benoemde risicocategorieën worden in het kader van de Wet Bibob altijd aan een lichte toets onderworpen indien de aanneemsom gelijk is aan of hoger is dan € 100.000,-3.

Uitzondering bij meerdere aanvragen per jaar en meerdere aanvragen voor een project

Indien een aanvrager meerdere bouwaanvragen per jaar dan wel meerdere aanvragen voor eenzelfde project indient binnen Weesp, zal de aanvrager bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) kunnen volstaan met een verwijzing naar de reeds eerder verleende vergunning. Bij gewijzigde omstandigheden zal de aanvrager slechts de gewijzigde omstandigheden dienen aan te geven.

4 BEOORDELING AANVRAAG

Het bevoegd gezag beoordeelt eerst zelf de aanvraag of onderzoekt de mogelijkheid tot het intrekken van een verleende vergunning. Indien uit het in eerste instantie gehouden onderzoek vragen of twijfels naar voren zijn gekomen die niet beantwoord kunnen worden, kan er gebruik worden gemaakt van de expertise van het RIEC4. Mocht het bevoegd gezag bij een vergunningsbeoordeling na eigen onderzoek en de aanvullende toets door het RIEC nog vragen onbeantwoord zien, dan kan een beroep worden gedaan op het landelijk Bureau Bibob van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit bureau heeft toegang tot gesloten bronnen, zoals politieregisters, strafregisters en gegevens van de Belastingdienst, waardoor een brede screening van de vergunningaanvrager en overige zakelijke partners mogelijk is.

Het RIEC adviseert het bevoegd gezag in de volgende gevallen om een advies aan te vragen bij het landelijk Bureau Bibob:

  • 1.

    De Bibob-officier van Justitie heeft het bevoegd gezag gewezen op de wenselijkheid het Bureau Bibob om advies te vragen. Dit geldt zowel bij aanvragen om nieuwe vergunningen als bij bestaande vergunningen.

  • 2.

    Na de bestudering van het dossier en het ingevulde Bibob-formulier blijven vragen bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming of het bouwproject;

    • b.

      de financiering van het bedrijf of bouwproject;

    • c.

      de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of het bouwproject;

    • d.

      (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat er sprake is van misbruik met de vergunning;

    • e.

      (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

  • 3.

    Indien het RIEC over informatie beschikt die bijvoorbeeld aanleiding kan vormen voor nader Bibob-onderzoek en/of uit gelieerd onderzoek vermoedens voor misstanden bestaan.

Het onderzoek door het landelijk Bureau Bibob

Het landelijk Bureau Bibob zal naar aanleiding van de adviesaanvraag een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Het landelijk Bureau Bibob valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld bij de Belastingdienst, politie en justitie) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek doen dan de gemeente. Het landelijk Bureau Bibob onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob.

Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek. In artikel 3 Wet Bibob is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

of dat deze strafbare feiten door een rechtspersoon zijn gepleegd (als bedoeld in artikel 51 Wetboek van Strafrecht) én betrokkene:

  • direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan die rechtspersoon, dan wel

  • zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over die rechtspersoon, dan wel

  • vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan die rechtspersoon.

Het landelijk Bureau Bibob kan drie soorten adviezen afgeven:

  • 1.

    Er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar;

  • 2.

    Er is sprake van een mindere mate van gevaar;

  • 3.

    Er is sprake van geen gevaar.

Naar aanleiding van het afgegeven advies dient het bevoegd gezag op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid Wet Bibob een afweging te maken over de beschikking. Het bevoegd gezag kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften of te weigeren / in te trekken. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het besluit dat wordt genomen, al dan niet op basis van het advies van het landelijk Bureau Bibob.

5 PROCEDURE

Het bevoegd gezag vraagt een advies aan bij het landelijk Bureau Bibob. De aanvrager of houder van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd. Het is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. Het landelijk Bureau Bibob kan contact opnemen met de aanvrager van de vergunning of de andere bij het onderzoek betrokken personen of bedrijven en dezen eventueel aanvullende vragen stellen (artikel 12, vierde lid Wet Bibob). Het landelijk Bureau Bibob moet binnen vier weken adviseren aan het bevoegd gezag. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Het landelijk Bureau Bibob zal het bevoegd gezag hiervan in kennis stellen. Het bevoegd gezag zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor het bevoegd gezag om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau Bibob.

Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies zal het bevoegd gezag betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het advies inzien. Derden die in de beschikking zijn genoemd worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, ook in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien.

Tegen de beslissing van het bevoegd gezag waarin een Bibob-advies is verwerkt kan bezwaar en beroep ingesteld worden.

Bevoegd gezag

Op grond van artikel 2.4 Wabo is het bevoegde gezag het College van Burgemeester en Wethouders.

6 ALGEMENE AFSLUITING

Onvolledige aanvragen en termijnen

Op grond van artikel 4:5 Awb dient het bevoegd gezag na ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk te beoordelen of de aanvraag compleet is. Een aanvraag is pas compleet wanneer de aanvrager, in de gevallen genoemd in dit Bibob beleid, tevens het Bibob-formulier en (indien noodzakelijk) aanvullende bescheiden heeft ingediend. Is de aanvraag onvolledig, dan laat het bevoegd gezag de aanvrager weten welke bescheiden nog ontbreken. De aanvrager dient vervolgens binnen de gestelde termijn de aanvraag met de gevraagde gegevens te completeren. Doet hij dat in het geheel niet dan wel onvolledig, dan kan het bevoegd gezag de aanvraag buiten behandeling laten. Gedurende de periode dat de aanvrager zijn aanvraag volledig maakt, wordt de beslistermijn opgeschort grond van artikel 4:15 Awb.

Overige vergunningen of sectoren die onder de Wet Bibob vallen

Ingeval dat in een bepaalde omgevingsvergunningaanvraag meerdere vergunningen nodig zijn (horecavergunning), zal een adequate afstemming en regie plaats vinden vanuit het RIEC, in samenwerking met de betreffende afdeling. In de praktijk kan het voorkomen dat van een horeca-exploitant de exploitatie- en drank- en horecavergunningen zijn ingetrokken op grond van bijvoorbeeld de Wet Bibob, terwijl deze persoon, dan wel zijn zakelijke relaties ook betrokken is (dan wel zijn) bij een omgevingsvergunningaanvraag. Als er al een advies van het landelijk Bureau Bibob voorhanden is met betrekking tot deze persoon hoeft niet opnieuw een advies te worden gevraagd5.

Geheimhouding

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel

Volgens de Memorie van Toelichting op de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Het bevoegd gezag dient eerst te bekijken of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden van de Wabo mogelijkheden bieden om een vergunning al dan niet te weigeren of in te trekken. In dit kader wordt opgemerkt dat de beoordeling van de vergunningaanvraag op grond van de Wet Bibob slechts een aanvullende is op de reeds gangbare beoordeling op grond van de Wabo. Kortom: alvorens advies wordt aangevraagd aan het landelijk Bureau Bibob, dienen eerst de gangbare en minder vergaande mogelijkheden te zijn benut.

Het proportionaliteitsbeginsel wordt ook tot uitdrukking gebracht door de selectieve en risico gestuurde wijze van toetsen. Door het instellen van ondergrenzen, het benoemen van risicocategorieën en het creëren van uitzonderingen worden niet alle aanvragers aan de Bibob-toets onderworpen. Daarnaast zal door de aanvragers die wel aan de toets worden onderworpen in eerste instantie slechts een beperkte Bibob-formulier moeten worden ingevuld. Alleen bij concrete aanwijzingen van misbruik zal het uitgebreide Bibob-formulier moeten worden ingevuld.

Evaluatie en aanpassing

Na het opdoen van ervaringen met dit Bibob beleid zal het bevoegd gezag na twee jaar evalueren hoe de inzet van het Bibob instrumentarium functioneert. Aandachtspunten daarbij zijn onder andere knelpunten bij de uitvoering van de wet, juridische ontwikkelingen, selectie van (risico)branches, samenwerking tussen partners en samenwerking met het RIEC en het landelijk Bureau Bibob. Het Bibob beleid zal op onderdelen worden aangepast na wijziging van de Wet Bibob.

Het vastgestelde beleid wordt aan de doelgroepen bekend gemaakt via een informatiebrief aan de verschillende brancheverenigingen en wordt daarnaast op de landelijke voorziening gemeld.

Ondertekening

Het Bibob beleid Gemeente Weesp voor 2020-2025 voor de omgevingsvergunning (bouwactiviteit) in het kader van de Wet Bibob is op 13 februari 2020 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders.

Burgemeester en Wethouders voornoemd,

A.M. Roos

secretaris

B.J. van Bochove

burgemeester wnd


Noot
1

In het Besluit omgevingsrecht (BOR) en de bij het BOR behorende bijlage II is een aantal categorieën benoemd, waarin geen omgevingsvergunning is vereist voor het bouwen van een bouwwerk.

Noot
2

Onder aanneemsom wordt verstaan het bedrag als vastgesteld door de gemeente. Deze kan afwijken van hetgeen de aanvrager van de vergunning heeft ingevuld.

Noot
3

In het kader van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit is ervoor gekozen om bouwactiviteiten met een aanneemsom van minder dan € 100.000,- in beginsel niet te onderwerpen aan een Bibob-toets. De lasten die zijn gemoeid met het toetsen van bouwactiviteiten van zeer geringe omvang staan niet in verhouding tot de mogelijke resultaten die geboekt worden met de Bibob-toets.

Noot
4

Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum is opgericht om de samenwerking tussen strafrechtelijke en bestuurlijke partijen te versterken en te ondersteunen, onder ander bij de toepassing van de Wet Bibob.

Noot
5

In artikel 29 Wet Bibob is geregeld dat het bevoegd gezag die een advies ontvangt, dat advies gedurende twee jaren kan gebruiken in verband met een andere beslissing.