Regeling vervallen per 06-03-2019

Resthout met beleid verbranden

Geldend van 18-02-2009 t/m 05-03-2019

Intitulé

Resthout met beleid verbranden

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

College : burgemeester en wethouders

Snoeihout : alle takken en bladeren die van bomen en struiken worden gehaald in het kader van

duurzaam onderhoud

Gerooid hout : gerooide bomen, inclusief de stammen, stobben, stronken, takken en bladeren

Overige biomassa : alle organisch materiaal van natuurlijke herkomst, voor zover hier niet expliciet genoemd

Stookontheffing : een ontheffing op grond van zowel de Wm als op grond van de Apv

Stookseizoen : van 1 oktober tot 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar

Artikel 2. Gerooid hout

1.Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van gerooid hout met uitzondering vanstamhout

met een doorsnede van meer dan 25 cm.

2.Een ontheffing als bedoeld in artikel 2, lid 1 wordt alleen verleend, indien wordt aangetoond dat er geen

haalbare hoogwaardigere verwerkingsmogelijkheid is als bedoeld in artikel 3, lid 2.

3.Aan een ontheffing voor het verbranden van gerooid hout zijn voorschriften verbonden.

Artikel 3. Snoeihout

1.Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van snoeihout dat ontstaat bij het onderhoud van

karakteristieke landschapselementen en erfbeplanting.

2.Een ontheffing als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt alleen verleend indien er geen hoogwaardigere

verwerkingsmogelijkheid is, zoals opstapelen van houtwallen, versnipperen of verklepelen en/of de

gemeentelijke inzamelmogelijkheid voor biomassa met duurzame verwerking daarna.

3.Aan een ontheffing voor het verbranden van snoeihout zijn voorschriften verbonden.

Artikel 4. Boomziekten

  • 1. Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van ziek hout.

  • 2. Een ontheffing wordt alleen verleend, indien er sprake is van een besmettelijke boomziekte.

  • 3. Aan een ontheffing voor het verbranden van ziek hout zijn voorschriften verbonden.

Artikel 5. Paas- en andere folkloristische vuren

  • 1.

    Het college kan ontheffing verlenen voor een paas- of ander folkloristisch vuur.

  • 2.

    Per kern/buurtschap wordt voor maximaal één jaarlijks paas- of ander folkloristisch vuur ontheffing verleend,

gemeentebreed voor maximaal 10 stuks, te weten voor: Enter, ’t Brook, Enterbroek, Hoge Hexel, Lage

Egge, Notter, Zuna, Rectum, Ypelo en Wierden, elk 1 paas- of folkloristisch vuur.

3.Het paas- of ander folkloristisch vuur mag een maximale omvang hebben van 360 m³, te weten: 14 meter in

doorsnede en 7 meter hoog.

4.Bij de omvangbepaling is zonodig het oordeel van de namens het college controlerende bestuurder en/of

ambtenaren maatgevend.

5.Aan een ontheffing voor het verbranden van een paasvuur worden voorschriften verbonden.

Artikel 6. Andere gevallen

Het college verleent in principe geen ontheffing in andere gevallen en voor overige biomassa dan bedoeld in de

artikelen 2 tot en met 5 van deze Beleidsregel.

Artikel 7. Ontheffing

1.Een aanvraag voor een ontheffing voor het paasvuur of het anderszins verbranden van gerooid hout of

snoeihout dat bijvoorbeeld ontstaat bij het onderhoud van karakteristieke landschapselementen en

erfbeplanting dient uiterlijk 8 weken voor de beoogde stookdatum schriftelijk bij het college te worden

ingediend.

2.Een aanvraag voor een ontheffing voor het verbranden van ziek hout moet minimaal 4 uren voor het aansteken

van het vuur telefonisch bij de gemeente, de plaatselijke politie en brandweer gemeld worden. Bij twijfel

dient de betrokkene een verklaring van de Plantenziektekundige Dienst (Wageningen) in te dienen,

waarmee wordt aangetoond dat het om een besmettelijke boomziekte gaat.

  • 3.

    Een ontheffing wordt, met uitzondering bij ziek hout, altijd schriftelijk verleend.

  • 4.

    Een ontheffing is voor één branding op maximaal twee aaneengesloten dagen geldig.

  • 5.

    Een ontheffing is geldig voor één perceel of aaneengesloten percelen.

  • 6.

    Uiterlijk 4 uren voor aanvang van het stoken dient degene aan wie de ontheffing is verleend, dit aan de gemeente,

de plaatselijke politie en brandweer te melden.

7.Indien het door weersomstandigheden of andere redenen niet mogelijk is op de aangegeven datum te

stoken, blijft de ontheffing met uitzondering van de op grond van artikel 5 verleende ontheffing, gedurende

het stookseizoen van kracht. Van uitstel dient de gemeente in kennis te worden gesteld.

8.Voor het stoken van een vuur binnen de bebouwde kom of in een bodembeschermingsgebied wordt geen

ontheffing verleend.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze gemeentelijke beleidsregel treedt in werking vanaf de datum waarop deze is bekendgemaakt.