Beleidsregels ontheffing stookverbod gemeente Woensdrecht

Geldend van 13-10-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ontheffing stookverbod gemeente Woensdrecht

Burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Woensdrecht, ieder voor zover bevoegd;

overwegende het gestelde in hoofdstuk 1 tot en met 3 van onderliggende beleidsregel;

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Woensdrecht;

BESLUITEN:

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Woensdrecht;

b. Ontheffing: een ontheffing op basis van artikel 5:34, derde lid van de APV;

c. Kampvuurkuil: een kampvuurkuil die voldoet aan de richtlijnen uit de ‘Blokhutwijzer’ van de scouting Nederland.

Artikel 2 Mogelijkheid tot ontheffing

  • 1 In beginsel worden er geen ontheffingen verleend van het verbod tot stoken van vuur in de openlucht.

  • 2 Een ontheffing kan slechts worden verleend, als er sprake is van:

    a. vuur dat wordt gestookt in een kampvuurkuil; of

    b. een door het college aangewezen bijzondere gelegenheid in het kader van een oud gebruik; of

    c. ernstige plantenziekten.

Artikel 3 Kampvuurkuil

Voor het stoken in een kampvuurkuil kan een stookontheffing worden verleend. Voorwaarde is dat de brandweer voorafgaand aan de verlening controleert of de kampvuurkuil voldoet aan de richtlijnen uit de ‘Blokhutwijzer’ van de scouting Nederland. De ontheffing kan worden verleend voor een periode van maximaal 3 jaar.

Artikel 4 Bijzondere gelegenheid / oud gebruik

Voor de volgende bijzondere gelegenheden/ oude gebruiken kan een stookontheffing worden verleend:

- verbranding Sanegeit te Huijbergen (einde carnaval);

- verbranding van de Os te Ossendrecht (einde carnaval).

Voorwaarde is dat het vuur gestookt wordt op een stookplaats die voldoet aan de criteria die zijn opgenomen in artikel 5 van deze beleidsregel.

Artikel 5 Stookplaats

Een stookplaats (niet zijnde een kampvuurkuil) dient zodanig te zijn gekozen dat de afstand van de rand van de stookplaats tot de volgende objecten tenminste bedraagt:

a. 10 meter tot een oppervlaktewater;

b. 10 meter van houtopstanden;

c. 50 meter in een andere richting dan de windrichting tot een gebouw of opstal, een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg of een bos;

d. 200 meter in de windrichting tot een gebouw of opstal, een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg of een bos.

Artikel 6 Aanvraag ontheffing

Bij een aanvraag om ontheffing dienen in ieder geval de volgende gegevens overlegd te worden:

a. persoonsgegevens van de aanvrager;

b. een situatieschets waaruit in ieder op te maken valt:

- waar de kampvuurkuil/ stookplaats is gelegen;

- de afstand van de kampvuurkuil/ stookplaats ten opzichte van objecten die in artikel 5 worden genoemd.

Artikel 7 Alarmeringsfase natuurbrandgevaar

De houder van een stookontheffing dient zichzelf maximaal 4 uur voorafgaand aan de geplande stookactiviteiten op de hoogte te stellen van de alarmeringsfase ter voorkoming van natuurbrandgevaar. Informatie over de actuele fase is verkrijgbaar op www.brandweermwb.nl. Als er sprake is van code oranje of code rood, mag er niet gestookt worden.

Artikel 8 Geen gevaar of overlast voor omgeving

  • 1 Het vuur mag geen gevaar opleveren voor de omgeving.

  • 2 Het vuur mag geen overlast (bijv. rook, roet, stof, walm of geur) veroorzaken voor de omgeving.

Artikel 9 Stoken niet toegestaan

Stoken is niet toegestaan:

a. tijdens een waarschuwingsfase voor verhoogde concentraties luchtverontreiniging;

b. bij mist of neerslag;

c. bij een windkracht kleiner dan 1 Beaufort of groter dan 5 Beaufort.

Artikel 10 Brandstof

  • 1 Het is verboden afvalstoffen te verbranden.

  • 2 Bij het stoken mag er enkel gebruik gemaakt worden van schoon, onbehandeld hout als brandstof.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op ontheffingen die worden verleend ter bestrijding van ernstige plantenziekten.

  • 4 Gemakkelijk opstijgende brandstoffen zoals bladeren, papier, houtwol en hooi mogen niet gebruikt worden als brandstof.

  • 5 Bij het aansteken van het vuur mag geen gebruik gemaakt wordt van aardolieproducten. Papier is wel toegestaan.

Artikel 11 Aanwezigheid volwassene

Tijdens het stoken dient er een persoon aanwezig te zijn van 18 jaar of ouder die toezicht houdt op het vuur.

Artikel 12 Aanwijzingen toezichthouder

Alle aanwijzingen en bevelen die door of namens de commandant van de brandweer, opsporingsambtenaren van de politie of toezichthouders van de gemeente worden gegeven, dienen steeds stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

Artikel 13 Aanwezigheid blusmiddelen en doven vuur

  • 1 Tijdens het stoken dienen er voldoende blusmiddelen voorhanden te zijn.

  • 2 Na afloop van het stoken moeten de vuurresten worden gedoofd met water en met zand worden afgedekt.

Artikel 14 Afvoer verbrandingsresten

Uiterlijk 48 uur na afloop moeten de as- en verbrandingsresten geheel zijn verwijderd van de stookplaats of kampvuurkuil. De resten dienen te worden afgevoerd naar een erkend afvalverwerker. Op verzoek moet een schriftelijk bewijs van de afvalverwerker kunnen worden overlegd.

Artikel 15 Afschrift ontheffing

De persoon die is belast met het toezicht op het stoken, dient een afschrift van de verleende ontheffing met bijbehorende voorwaarden bij zich te hebben. Deze dient op verzoek van een persoon zoals genoemd in artikel 12 te worden getoond.

Artikel 16 Intrekken ontheffing

Een ontheffing wordt ingetrokken indien:

- de kampvuurkuil of stookplaats niet voldoet aan de voorwaarden die worden genoemd in artikel 3 en 5;

- als er in strijd wordt gehandeld met artikel 9 of artikel 10 van deze beleidsregel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 06-09-2011,
burgemeester en wethouders van Woensdrecht, en de burgemeester van Woensdrecht,
de secretaris          de burgemeester
 
A.P.E. Baart MBA    M.A. Fränzel

Toelichting 1

1 Algemeen

 

1.1 Aanleiding

Conform de Algemene Plaatselijke verordening (hierna: APV) is het in principe verboden om in de open lucht vuur te stoken. Tuinhaarden, barbecues enz. zijn uitgezonderd en er is een ontheffingsmogelijkheid.

Er zijn situaties waarbij het stoken van vuur in de open lucht deel uitmaakt van een oud gebruik, een traditie of een bijzondere gebeurtenis. In dergelijke gevallen zou het hanteren van het stookverbod kunnen leiden tot onredelijke situaties. De gemeente Woensdrecht heeft echter ook een verantwoordelijkheid als het gaat om het voorkomen van onveilige situaties en het voorkomen van schade aan het milieu.

Op 1 januari 2010 is de brandweer geregionaliseerd, wat van invloed is op de verhouding met de gemeente Woensdrecht. De huidige beleidsregels voor het omgaan met aanvragen voor een stookontheffing dateren uit 1997 en zijn gebaseerd op de APV die toen van kracht was.

1.2 Doel

Uitleggen en vastleggen hoe de gemeente Woensdrecht omgaat met aanvragen voor een ontheffing van het stookverbod uit artikel 5:34 van de APV.

1.3 Beleidsregels 1997

In de “Notitie inzake het omgaan met aanvragen ter verkrijging van een ontheffing tot het stoken in de openlucht” (hierna: beleidsregels 1997) zijn in 1997 de beleidsregels voor het stoken in de open lucht vastgelegd. Deze beleidsregels waren gebaseerd op de diverse regels die voor de gemeentelijke herindeling van kracht waren in de individuele gemeenten.

In de beleidsregels uit 1997 is een specifieke rol neergelegd voor de brandweer voor wat betreft feitelijke begeleiding bij stoken. De brandweer is in 2010 geregionaliseerd, wat als gevolg heeft dat de brandweer geen deel meer uitmaakt van de gemeentelijke organisatie. Dit heeft als gevolg dat de brandweer opereert als een adviesorgaan terwijl de formele verantwoordelijkheid door de locale wetgever wordt gedragen. Op dit punt verdienen de beleidsregels daarom een aanpassing.

De argumenten die in 1997 zijn gebruikt bij de totstandkoming van het stookbeleid zijn in de huidige tijdsgeest niet zonder meer toepasbaar. Ze sluiten namelijk niet aan bij de huidige opvattingen over verantwoordelijkheid en vermindering van lastendruk. Hierop wordt in hoofdstuk 2 verder ingegaan.

2 Juridisch kader

 

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische kaders gegeven waarbinnen stoken in de openlucht kan plaatsvinden. Daarbij zijn de twee leidende kaders de Wet milieubeheer en de Algemene plaatselijke verordening.

2.2 Wet milieubeheer

De wet milieubeheer stelt in artikel 10.2, eerste lid het volgende:

“Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze –al dan niet in verpakking- buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden.”

Dit betekent dat elke stookhandeling die erop is gericht om afvalstoffen te verbranden, verboden is.

Voor handelingen met afvalstoffen in een Wet milieubeheerinrichting gelden de regels die zijn verbonden aan de milieuvergunning of aan de algemene regels waar de inrichting onder valt.

2.3 Algemene plaatselijke verordening

In de Algemene plaatselijke verordening is het volgende artikel opgenomen over stoken in de open lucht:

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.

Er geldt dus in principe een algemeen verbod met een ontheffingsmogelijkheid. De onderliggende beleidsregel regelt hoe de gemeente Woensdrecht omgaat met deze ontheffingsmogelijkheid.

2.4 Algemene wet bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht regelt de voorwaarden voor beleidsregels. Dit wordt gedaan in afdeling 4, titel 4.3.

3 Algemeen

3.1 Gevaren van stoken

Sinds de inwerkingtreding van de beleidsregels in 1997 hebben diverse veranderingen plaatsgevonden in de visie op hoe de overheid sturing zou moeten geven aan de maatschappij. Daarbij is nu het uitgangspunt dat verantwoordelijkheid dichter bij de burger moet worden neergelegd en dat de lastendruk beperkt moet worden tot een minimum. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de argumenten die ten grondslag liggen aan het beleid uit 1997, en in hoeverre deze argumenten passen binnen de huidige visie.

3.2 Gevaren van stoken

In de beleidsnotitie uit 1997 wordt gesproken over een notitie van het Streekgewest Westelijk Noord Brabant. De gemeentelijke brandweer concludeerde hieruit dat het niet langer verantwoord is om ontheffingen te verlenen voor het stoken in de open lucht. In de notitie van de brandweer worden de twee aspecten genoemd die bepalend zijn voor het stookbeleid namelijk:

- brandveiligheid;

- milieu (inclusief overlast).

3.2.1 Brandveiligheid

Stoken kan tot brandgevaarlijke situaties leiden waarbij controle op wat er gestookt wordt niet altijd mogelijk is. Dit was reden om in het beleid uit 1997 een algemeen stookverbod te regelen.

Deze visie past niet meer in de huidige tijdsgeest. Verantwoordelijkheid dient neer te worden gelegd bij burgers. Dit betekent dat als een burger/ organisatie beschikt over een veilige kampvuurplaats, stoken onder voorwaarde toegestaan kan worden. Door vooraf voorwaarden te stellen aan de locatie waar gestookt mag worden, is het niet meer noodzakelijk om een controle uit te oefenen op elke individuele aanvraag tot ontheffing. Toetsing door de brandweer kan dan vooraf plaatsvinden waarna steekproefsgewijze controle kan plaatsvinden.

3.2.2 Milieu

Duidelijk is dat bij het verbranden van stoffen bepaalde schadelijke stoffen vrij kunnen komen. Dit kan verontreiniging van de bodem en de lucht veroorzaken. Ook kan het stoken van een vuur zorgen voor overlast bij omwonenden en bij flora en fauna. In de notitie “verbranden van (organisch) afval in de open lucht”, waarop het beleid uit 1997 deels is gebaseerd, worden deze gevolgen in beeld gebracht.

Deze notitie is gebaseerd op het verbranden van afvalstoffen in de open lucht, wat de Wet milieubeheer verbiedt.

De notitie beschrijft hoe het verbranden van bijvoorbeeld snoeiafval vaak gepaard gaat met het verbranden van andere afvalstoffen. Daarnaast wordt in de notitie gesteld dat afvalverbranding een inefficiënte manier is van afvalverwerking en dat er veel alternatieven zijn voor afvalverbranding. Deze gegevens zijn momenteel nog steeds relevant en de hoeveelheid alternatieven voor afvalverbranding blijft toenemen.

Onderliggende beleidsregel richt zich echter op stookhandelingen ter vermaak. Het verbranden van afvalstoffen is immers verboden in de Wet milieubeheer. Op het moment dat er wordt gestookt ter vermaak, is er geen sprake van een afvalstof die wordt verbrand, maar van een stof die wordt gebruikt als brandstof.

Voor wat betreft het stoken ter vermaak moet een daarom nuance worden aangebracht in de schadelijkheid voor het milieu. Er is namelijk een groot verschil tussen het op grote, bedrijfsmatige schaal verbranden van afvalstoffen en het kleinschalig stoken van houtproducten ter vermaak. In dit geval moet de afweging worden gemaakt tussen de schadelijkheid voor het milieu enerzijds en het beperken van het handelen van burgers anderzijds.

Als een ontheffing wordt verleend op basis van de APV, kunnen voorschriften worden verbonden aan deze ontheffing. Deze voorschriften kunnen worden gesteld ter bescherming van het milieu. Zo wordt er aan een ontheffing op basis van het beleid uit 1997 het voorschrift verbonden dat er enkel hout mag worden verbrand (uitgezonderd gevallen met ernstige plantenziekten). Door verdere voorschriften te verbinden aan een ontheffing, kunnen schadelijke gevolgen voor het milieu voor een groot deel worden weggenomen.

Hetzelfde geldt voor overlast dat stoken kan veroorzaken. Door een voorschrift in de ontheffing op te nemen dat regelt dat geen overlast veroorzaakt mag worden, kan worden opgetreden als dit noodzakelijk is.

3.3 Verantwoordelijkheid

De brandweer is geregionaliseerd, waardoor de brandweer geen deel meer uit maakt van de gemeentelijke organisatie. Dit heeft als gevolg dat de brandweer opereert als een adviesorgaan terwijl de formele verantwoordelijkheid door de locale wetgever wordt gedragen. Om deze reden heeft de brandweer aangegeven geen zorg meer te kunnen dragen voor feitelijk toezicht nadat een stookontheffing is verleend.

Daarnaast speelt er landelijk de discussie in hoeverre bepaalde verantwoordelijkheden teruggelegd moeten worden bij de burger. Woensdrecht heeft de ambitie om procedures te vereenvoudigen en de regeldruk te verminderen. De aanzienlijke bezuinigingsopgave waar Woensdrecht voor staat heeft als gevolg dat in de toekomst minder uitvoeringscapaciteit beschikbaar is terwijl het aantal taken niet afneemt. Deze zaken zorgen ervoor dat voortzetting van de werkwijze met betrekking tot stookontheffingen niet langer past in de huidige tijdsgeest. Burgers en verenigingen moeten tot op zekere hoogte in staat worden gesteld om bij gelegenheden zelf een vuur aan te leggen en, als de situatie dit toelaat, dit vuur zelf te beheren. Voorwaarde hiervoor is altijd dat de weersomstandigheden, de flora en fauna, het woonklimaat in de omgeving dit toelaten en dat er voldoende middelen aanwezig zijn om het vuur bij noodzaak te doven.

3.4 Uitgangspunten

Bij de totstandkoming van onderliggende beleidsregels zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 Stoken in het kader van een traditie, oud gebruik of een bijzondere gebeurtenis binnen een gemeenschap in de gemeente Woensdrecht blijft onder voorwaarde, doch beperkt, mogelijk

 Stoken in de open lucht moet gebeuren op een veilige en verantwoordelijke manier waarbij de verantwoordelijkheid grotendeels wordt weggelegd bij de burger;

 Overlast voor de omgeving en schade aan het milieu dient zoveel mogelijk te worden voorkomen/ beperkt.