Regeling vervallen per 01-01-2013

Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2012 gemeente Woensdrecht

Geldend van 18-10-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2012 gemeente Woensdrecht

Burgemeester en wethouders van Woensdrecht

Gelet op de Wet werk en bijstand (Wet van 9 oktober 2003/Sbd 375);

Mede gelet op de door de gemeenteraad op 21 januari 2009 vastgestelde nota "Meedoen mogelijk maken" en de uitvoeringsnota "Meedoen wordt mogelijk gemaakt" zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 augustus 2012.

Overwegende dat in het kader van artikel 35 van de Wet werk en bijstand het gewenst is de beleidsregels met betrekking tot de bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen wordt gebracht en gelet op de zorg van het college van burgemeester en wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand;

Stellen vast de navolgende

 Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2012 gemeente Woensdrecht.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 De begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand zijn op deze beleidsregels van toepassing.

  • 2 In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    a. het college: het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht;

    b. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    c. bijzondere bijstand: bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten, die niet kunnen worden

    d. voldaan uit het inkomen tot 11096 van de toepasselijke bijstandsnorm en/of uit het aanwezige vermogen;

    e. minimabeleid: het bieden van extra mogelijkheden aan mensen met een minimum inkomen, extra bijstand te verstrekken;

    f. vrijlating: de vrijlatingen op grond van artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede en derde lid van de wet, gelden niet voor de bijzondere bijstand;

    g. de bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de wet;

    h. voorliggende voorziening: een voorziening die náár aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, wardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat.

Artikel 2 Bijstand om niet of geldlening

  • 1 Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetalingsverplichting).

  • 2 De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand betreft voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen zoals bedoeld in artikel 51 van de wet.

  • 3 In geval van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan de gevraagde bijstand gedeeltelijk of geheel worden geweigerd.

  • 4 Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor de duur van maximaal één jaar.

  • 5 Aan belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, verleent het college, rekening houdend met artikel 50 van de wet, de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, als de bijzondere bijstand over de periode van één jaar, naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon over één maand, als bedoeld in artikel 37 van de wet.

Artikel 3 Moment van aanvraag

  • 1 Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt, voordat de aanvraag is ingediend komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2 Van het eerste lid kan worden afgeweken indien:

    a. de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen inleveren of

    b. indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

  • 3 Wanneer de omstandigheid zoals vermeld in lid 2 zich voordoet, kan bijstand worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 12 maanden.

  • 4 Een aanvraag voor bijzondere bijtand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overlegd. Voor personen die op een periodieke uitkering krachtens de WWB zijn aangewezen wordt de verkorte aanvraagprocedure gestart.Het (na een geboden hersteltermijn) niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot het buiten behandelingstellen van de aanvraag.

Artikel 4 Uitbetaling

De bijzondere bijstand wordt uitbetaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd. In situaties waarin de belanghebbende het bedrag niet kan voorschieten, wordt rechtstreeks aan de leverancier betaald op basis van een pro-forma nota van de betreffende leverancier.

Hoofdstuk 2 Toeslagen

Artikel 5 Woonkostentoeslag

  • 1 Onder woonkostentoeslag wordt verstaan:

    a. Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur zoals omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    b. Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

  • 2 Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:

    a. Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

    b. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3 Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:

    a. Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag, wordt een toeslag verstrekt.

    b. De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag, gelet op zijn financiële situatie, voor woonkosten per maand zou ontvangen.

    c. Het deel van de (achteraf) te ontvangen belastingteruggave, dat betrekking heeft op de kosten waarvoor woonkostentoeslag is verleend, wordt van de belanghebbende teruggevorderd.

  • 4 De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag en als huurtoeslag niet aan de orde is, voor een periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd indien - en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

  • 5 Aan de woonkostentoeslag wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Halfjaarlijks wordt hier controle op uitgeoefend.

  • 6 De verhuisplicht wordt niet opgelegd aan:

    a. gehandicapten, als de hoge huur wordt veroorzaakt door voorzieningen die in de woning zijn aangebracht vanwege de handicap;

    b. personen van 65 jaar en ouder, als een goedkoper redelijk woonalternatief, gelet op medische en sociale omstandigheden, niet voorhanden is;

    c. aan huishoudens die bestaan uit 8 personen of meer;

    d. aan zelfstandigen die gedurende korte tijd een beroep doen op het besluit bijstandsverlening zelfstandigen. De verhuisplicht geldt wel voor zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen.

  • 7 Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, dan wordt de woonkostentoeslag verlengd met maximaal één jaar.

  • 8 Jongeren onder de 23 jaar zonder kinderen, die een beroep doen op woonkostentoeslag, omdat zij een woning bewonen met een rekenhuur boven de voor hen geldende huurgrens waardoor geen beroep op de huurtoeslag mogelijk is, komen niet in aanmerking voor een woonkostentoeslag.

Artikel 6 Jongerentoeslag

  • 1 Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van jongeren van 18 tot 21 jaar die om bijzondere redenen geen dienstbetrekking hebben wordt verleend als en voor zover:

    a. de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm van artikel 20 van de wet;

    b. in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met ( een) ander (en);

    c. voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders omdat:

    - de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    - de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2 De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    a. de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen;

    b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

    c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven dooreen hulpverlenende instantie;

    e. de jongere alleen of samen met een partner d zorg heeft voor één of meer kinderen.

  • 3 De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gesteld op de basisnorm van artikel 20 van de wet. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het hier van toepassing zijnde bedrag en de basisnorm.

  • 4 De noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere zelfstandig wonende alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gelijk gesteld aan die van de alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de hier van toepassing zijnde bedragen en de basisnorm.

Artikel 7 Toeslag voormalig alleenstaande ouder

  • 1 Een toeslag wordt (ambtshalve) verleend, als het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de alleenstaande ouder komt, waardoor op deze ouder het normbedrag voor een alleenstaande van toepassing is. Voorwaarde is dat dit kind tot het huishouden van de alleenstaande blijft behoren. De toeslag wordt vastgesteld op het verschil tussen het bijstandsbedrag zoals dat gold in de oude situatie en de bijstandsnorm in de nieuw ontstane situatie.

  • 2 De toeslag wordt verleend zolang het kind tot het huishouden van de ouder blijft behoren, voor maximaal 36 maanden, waarbij de toeslag na 18 maanden wordt gehalveerd.

  • 3 Voor de bepaling van de inkomsten van het kind wordt het bedrag van inkomsten ingevolge de Wet op de Studiefinanciering vastgesteld overeenkomstig artikel 33 van de wet.

Hoofdstuk 3 Individuele verstrekkingen

Artikel 8 Algemeen

  • 1 Bijzondere bijstand is in principe mogelijk als:

    a. sprake is van noodzakelijke bijzondere individuele omstandigheden;

    b. een voorliggende voorziening ontbreekt.

  • 2 Een geldlening van de kredietbank Breda wordt als voorliggende voorziening beschouwd voor de kosten van (duurzame) gebruiksgoederen, tenzij de beleidsregels anders bepalen.

  • 3 Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij normbedragen van Shulinck.

  • 4 Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijke kosten, worden kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht.

Artikel 9 Draagkracht uit inkomen

  • 1 De in dit h o o f d s t u k o m s c h r e v e n verstrekkingen w o r d e n v e r l e e n d als de individuele v e r s t r e k k i n g o n d e r aftrek van de draagkracht en o v e r e e n k o m s t i g de in dit artikel vastgestelde regels.

  • 2 G e e n draagkracht h e b b e n b e l a n g h e b b e n d e n die e e n netto m a a n d i n k o m e n (exclusief vakantietoeslag) h e b b e n tot 110% van de v o o r hen g e l d e n d e bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) en die geen v e r m o g e n h e b b e n b o v e n de v o o r hen in artikel 34, t w e e d e en d e r d e lid, van de w e t g e n o e m d e n v e r m o g e n s g r e n s . V o o r p e r s o n e n van 65 jaar en o u d e r geldt een extra vrijlating o v e r e e n k o m s t i g de bepalingen hierover in de beleidsnota " M e e d o e n w o r d t mogelijk g e m a a k t " v e r m e l d in h o o f d s t u k 2.1.4.

  • 3 Indien de b e l a n g h e b b e n d e een hoger i n k o m e n heeft dan 110% van de g e l d e n d e b i j s t a n d s n o r m , w o r d t de draagkracht als volgt s a m e n g e s t e l d :

    a. Bij e e n i n k o m e n tot 150% van de g e l d e n d e b i j s t a n d s n o r m , w o r d t eerst rekening g e h o u d e n met het gestelde in het t w e e d e lid. O v e r het gedeelte tussen der 110% en 150% van de m e e r i n k o m s t e n w o r d t 35% in a a n m e r k i n g g e n o m e n als draagkracht.

    b. Bij e e n i n k o m e n van m e e r dan 150% van de g e l d e n d e b i j s t a n d s n o r m , w o r d t eerst rekening g e h o u d e n met het gestelde in het d e r d e lid o n d e r a en van het m e e r i n k o m e n b o v e n de 150% w o r d t 100% in a a n m e r k i n g g e n o m e n als draagkracht.

  • 4 Op t o e k e n n i n g van bijzondere bijstand in de kosten als b e d o e l d in de artikelen 5 tot en met 7 van deze beleidsregels, h e b b e n b e l a n g h e b b e n d e n slechts recht als zij e e n netto m a a n d i n k o m e n (exclusief vakantietoeslag) h e b b e n op bijstandsniveau.

  • 5 Het draagkrachtjaar begint op de eerste dag van de m a a n d w a a r i n de aanvraag w o r d t i n g e d i e n d en eindigt precies één jaar later. Bij de v o l g e n d e aanvraag binnen het draagkrachtjaar w o r d t rekening g e h o u d e n met de vastgestelde draagkrachtjaar, de

    vastgestelde r u i m t e blijft dus g e l d e n . A l l e e n bij een ingrijpende wijziging (individueel te b e o o r d e l e n ) kan de e e n m a a l vastgestelde draagkracht tijdens deze p e r i o d e aangepast w o r d e n .

  • 6 In geval van p e r i o d i e k e bijzondere bijstand w o r d t de draagkracht jaarlijks o p n i e u w vastgesteld.

  • 7 Als bij e e n aanvraag blijkt dat er vóór de a a n v r a a g d a t u m noodzakelijke kosten zijn g e m a a k t , dan w o r d t het draagkrachtjaar vastgesteld vanaf het m o m e n t dat deze kosten zich v o o r het eerst h e b b e n v o o r g e d a a n .

  • 8 Personen in een AWBZ-instelling die uitsluitend een AOW-uitkering hebben en die, na vaststelling van de bijdrage in de verblijfskosten over ruimte in het inkomen blijken te beschikken, worden geacht géén draagkracht te hebben.

Artikel 10 Medische kosten

Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende medische noodzakelijke kosten in aanmerking:

a. de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet;

b. de bijkomende kosten ten behoeve van dialyse bij nierpatiënten tot een maximum bedrag per maand;

c. de ten gevolge van langdurige ziekte of handicap ontstane meerkosten van slijtage van kleding en/of beddengoed en bewassing;

d. de meerkosten van verwarming tengevolge van een handicap of langdurige ziekte;

e. als de belanghebbende gebruik dient te maken van een gehoortoestel, de aanschafkosten van de daarvoor benodigde batterijen tot een maximum bedrag per jaar;

f. de meerkosten van medisch noodzakelijk aangepast schoeisel;

g. in afwijking van artikel 3 tweede lid, komt de eigen bijdrage in de kosten van duurzame gebitstoepassingen slechts in aanmerking indien deze kosten medisch noodzakelijk zijn en vóór de plaatsing zijn aangevraagd.

Artikel 11 Zelfstandig functioneren ouderen en mensen met een beperking

Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking bevorderen:

  • 1.

    De eigen bijdrage van dagopvang voor ouderen;

  • 2.

    De extra kosten verbonden aan een maaltijdvoorziening voor ouderen voor maximaal 5 maaltijden per week;

  • 3.

    De eigen bijdrage voor hulp bij de huishouding;

  • 4.

    De eigen bijdrage in de kosten van een tijdelijke opname in een AWBZ instelling;

  • 5.

    De eigen bijdrage in de kosten van alarmering.

Artikel 12 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden

Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking en als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:

a. de kosten van een begrafenis of crematie in Nederland, gerekend naar de

kosten van de goedkoopste adequate mogelijkheid;

b. de kosten van een noodzakelijke verhuizing;

c. de dubbele woonkosten als gevolg van en noodzakelijke verhuizing;

c. de d u b b e l e w o o n k o s t e n als gevolg van en noodzakelijke verhuizing;

d. de kosten v o o r een eenmalige vervanging of aanschaf van een g a r d e r o b e na een o n g e v a l , ziekte of revalidatie op a n d e r e bijzondere a a n t o o n b a r e o m s t a n d i g h e d e n ;

e. de extra t e l e f o o n k o s t e n als gevolg van verkeren in een sociaal isolement tot een m a x i m u m bedrag per jaar;

f. reiskosten in N e d e r l a n d in gevallen als:

z i e k e n b e z o e k aan gezinsleden of naaste familie die thuis of in een instelling w o r d e n v e r p l e e g d ;

b e z o e k e n van uit huis geplaatste k i n d e r e n ;

b e z o e k e n van naaste familie die in detentie verblijven.

De bijzondere bijstand voor reiskosten w o r d t in het a l g e m e e n verstrekt v o o r m a x i m a a l 2 maal per week en voor maximaal 2 personen op basis van het reizen per o p e n b a a r vervoer, 2 e klas;

g. de te betalen eigen bijdrage in de kosten van rechtshulp e n / o f rechtsbijstand;

h. e e n m a l i g de kosten van een legitimatiebewijs aan personen z o n d e r vaste w o o n - of verblijfplaats die niet over een geldig legitimatiebewijs b e s c h i k k e n ;

i. in bijzondere gevallen de legeskosten van een verblijfsvergunning voor vluchtelingen en hun gezinslieden;

j . in bijzondere gevallen e e n m a l i g de vaste lasten tijdens een k o r t d u r e n d e detentie van maximaal 6 m a a n d e n ;

k. de kosten van k i n d e r o p v a n g in geval van s o c i a a l / m e d i s c h e indicatie of re-integratie, zolang de W e t K i n d e r o p v a n g geen voorliggende v o o r z i e n i n g is.

Artikel 13 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1 V o o r verstrekking van bijzondere bijstand voor d u u r z a m e g e b r u i k s g o e d e r e n k o m e n in ieder geval de g o e d e r e n in a a n m e r k i n g die zijn o p g e n o m e n in de beleidsnota" M e e d o e n w o r d t mogelijk g e m a a k t " zoals vastgesteld d o o r het college van b u r g e m e e s t e r en w e t h o u d e r s van 18 augustus 2009 en waarbij de richtprijzen, tenzij de beleidsregels anders b e p a l e n , van Shulinck als leidraad gelden. Op grond van bijzondere individuele o m s t a n d i g h e d e n w o r d t bijzondere bijstand v e r l e e nd .

  • 2 Een geldlening van de Kredietbank Breda geldt in eerste instantie als een voorliggende v o o r z i e n i n g , tenzij een b e l a n g h e b b e n d e o u d e r is dan 65 jaar en langer dan 3 jaar een n e t t o m a a n d i n k o m e n tot 110% van de geldende bijstandsnorm heeft.

  • 3 Indien de b e l a n g h e b b e n d e niet zelf in de kosten kan voorzien en een geldlening bij de Kredietbank Breda niet mogelijk is, w o r d t bijzondere bijstand in de v o r m van een geldlening verstrekt, tenzij de beleidsregels anders b e p a l e n.

  • 4 De n o o d z a a k van de bijstandsverlening v o o r d u u r z a m e gebruiksgoederen kan w o r d e n b e o o r d e e l d aan de hand v a n :

    a. de feitelijke toestand van de te vervangen duurzame gebruiksgoederen;

    b. de grootte van de woning van de belanghebbende;

    c. de grootte van het gezin van de belanghebbende;

    d. overige feiten en omstandigheden die van belang zijn.

  • 5 Onder "duurzame gebruiksgoederen" zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gebruikelijke inventaris van een woning.

Hoofdstuk 4 Specifieke minimaregeling voor Woensdrecht

Artikel 14 Regeling voor duurzame gebruiksgoederen

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 13 wordt bijzondere bijstand in de jaarlijkse kosten van aanschaf, vervanging of reparatie van huishoudelijke apparaten en woninginrichting om niet verstrekt aan oudere alleenstaanden van 65 jaar of ouder of gehuwden waarvan een van de echtgenoten 65 jaar of ouder is die op de peildatum tenminste drie aaneengesloten jaren aangewezen zijn op een maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm.

  • 2 De bedragen voor de bijzondere bijstand, als genoemd in het eerste lid, worden bepaald aan de hand van Shulinck.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid is een onderbreking van de bijstandsafhankelijkheid van minder dan 6 maanden aaneengesloten of verspreid over de periode van 3 jaar) niet van invloed op de in lid 1 bedoelde periode van drie aaneengesloten jaren.

  • 4 Voor de in lid 1 genoemde personen wordt een lening van de Kredietbank niet als voorliggende voorziening aangemerkt.

  • 5 Personen behorende tot de doelgroep die in aanmerking komen voor de regeling voor duurzame gebruiksgoederen zoals bedoeld in dit artikel en die beschikken over een meer dan bescheiden vermogen, gebonden in de eigen woning, kunnen toch in aanmerking komen voor een in dit artikel bedoelde bijdrage, als de totale bijstandsverlening op jaarbasis, te rekenen vanaf de ingangsdatum van de

    bijstandsverlening, naar verwachting niet meer zal bedragen dan het netto minimumloon over één maand, zoals bedoeld in artikel 37 van de wet. Als de hiervoor bedoelde grens wordt overschreden door verstrekking van de in dit artikel bedoelde bijdrage, zal voor de volledige verstrekte bijzondere bijstand een krediethypotheek gevestigd moeten worden.

Artikel 15 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1 B e l a n g h e b b e n d e n met een n e t t o m a a n d i n k o m e n tot 110% van de geldende bijstandsnorm kunnen d e e l n e m e n aan de collectieve ziektekostenverzekering van V G Z zorgverzekeringen.

  • 2 De hoogte van de p r e m i e van het basispakket en de aanvullende verzekering w o r d t in een afzonderlijk af te sluiten c o n v e n a n t met V G Z periodiek vastgesteld.

  • 3 Het pakket vergoedt de noodzakelijke medische kosten en is v o o r deze m e d i s c h e kosten een voorliggende voorziening.

Artikel 16 Langdurigheidstoeslag

  • 1 B e l a n g h e b b e n d e n die t e n m i n s t e drie aaneengesloten jaren a a n g e w e z e n zijn op een netto m a a n d i n k o m e n tot 100% van de geldende bijstandsnorm, k o m e n in a a n m e r k i n g v o o r een langdurigheidstoeslag.

  • 2 Een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag kan op elk m o m e n t van het kalenderjaar w o r d e n ingediend.

  • 3 Uitbetaling van de langdurigheidstoeslag kan g e d u r e n d e het gehele kalenderjaar plaatsvinden.

  • 4 De langdurigheidstoeslag kan met t e r u g w e r k e n d e kracht w o r d e n aangevraagd. De p e i l d a t u m is hierbij richtinggevend.

  • 5 Indien de b e l a n g h e b b e n d e in de periode van 3 jaar m e e r d e r e s a m e n l e v i n g s v o r m e n heeft g e h a d , is de situatie op het m o m e n t van de p e i l d a t u m b e p a l e n d .

  • 6 De hoogte van de bedragen w o r d e n jaarlijks vastgesteld en v e r m e l d in de bijlage b e h o r e n d e bij deze beleidsregels.

  • 7 De langdurigheidstoeslag is niet vatbaar v o o r beslag.

Hoofdstuk 5 Schuldhulpverlening

Artikel 17 De borgstelling

  • 1 Bijzondere bijstand v o o r schulden is op grond van artikel 13, eerste lid sub f van dew e t , in c o m b i n a t i e met artikel 49 van de wet mogelijk, v o o r zover dit w o r d t v e r m e l d in de beleidsnota " M e e d o e n w o r d t mogelijk g e m a a k t " en in dit artikel.

  • 2 Bijzondere bijstand v o o r schulden in de v o r m van een borgstelling w o r d t slechts v e r l e e n d als:

    deze gericht is op kredietverstrekking door de Kredietbank Breda om een gehele schuldsituatie te saneren èn er perspectief bestaat op een schuldvrije situatie na ten hoogste drie jaar,

    waarbij zo nodig aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding en de weigering van die bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende zou opleveren.

  • 3 Aan de bijstandsverlening wordt zo nodig de voorwaarde verbonden, om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel. Periodieke bijstand voor rente en aflossing van een saneringskrediet, verstrekt door de Kredietbank Breda, wordt op indicatie van de kredietbank Breda verleend als de weigering van die bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende oplevert. Hiervan is in ieder geval sprake bij dreigende huisuitzetting of afsluiting van een nutsvoorziening.

    Deze bijstand wordt als uitgangspunt slechts voor één saneringskrediet (éénmalig) verleend.

  • 4 Als de schuldsituatie te wijten is aan een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, kan aan de

    bijstandsverlening de voorwaarde worden verbonden, om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel.

Artikel 18 Bijstand van schulden

  • 1 In zeer dringende omstandigheden kan, bij gebrek aan een voorliggende voorziening, bijzondere bijstand worden verleend voor schulden, die zijn ontstaan door een verminderd besteedbaar inkomen tengevolge van een wettelijke sanctie- of invorderingsmaatregel. Deze bijzondere bijstand wordt als geldlening verstrekt.

  • 2 Bijstand in de kosten van een schuld, waaronder een dreiging van woninguitzetting en/of afsluiting van een nutsvoorziening, wordt op indicatie van de Kredietbank Breda, verleend in een bedrag om niet als:

    a. hierin niet op andere wijze of door een andere voorziening kan worden voorzien èn

    b. de financiële situatie van de belanghebbende, gebaseerd op de gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet en de daaraan verbonden berekeningssystematiek, bijstand in de vorm van een geldlening niet toelaat èn

    c. er perspectief bestaat op een schuldvrije situatie na ten hoogste 3 jaar, waarbij zo nodig aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding

    Aan de bijstandsverlening wordt zo nodig de voorwaarde verbonden om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel.

  • 3 Bijstand in de kosten van een schuld, die is veroorzaakt d o o r d a t de b e l a n g h e b b e n d e in de periode waarin de schuld is ontstaan niet beschikte over v o l d o e n d e b e s t a a n s m i d d e l e n , w o r d t , tot het bedrag w a a r o p recht op bijstand zou h e b b e n bestaan in de periode waarin b e l a n g h e b b e n d e o n v o l d o e n d e b e s t a a n s m i d d e l e n h a d , o m niet v e r l e e n d . Deze bijstand w o r d t enkel verleend en v o o r zover de noodzaak van de kosten nog is vast te stellen. Bijstand in de m e e r k o s t e n w o r d t verstrekt in de v o r m van een geldlening.

  • 4 Bij a a n v a n g van b u d g e t b e h e e r d o o r de Kredietbank Breda w o r d t tot een m a x i m u m b e d r a g e e n m a l i g , bijstand v e r l e e n d v o o r de noodzakelijke reserve ten b e h o e v e van het v o o r k o m e n van een s c h u l d .

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19

De b e v o e g d h e i d tot (periodieke) aanpassing van de in de bijlage die behoort tot deze beleidsregels, berust bij het college van burgemeester en w e t h o u d e r s van W o e n s d r e c h t .

Artikel 20

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing ervan niet o v e r e e n k o m t met de bedoeling van deze regels e n / o f de beleidsnota " M e e d o e n w o r d t mogelijk g e m a a k t " , beslist het college van burgemeester en w e t h o u d e r s van W o e n s d r e c h t op basis van o n d e r b o u w d e m o t i e v e n .

Artikel 21

Deze beleidsregels w o r d e n aangehaald als "Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2012 g e m e e n t e W o e n s d r e c h t " .

Artikel 22

Deze beleidsregels t r e d e n in w e r k i n g met ingang van de dag na die van de b e k e n d m a k i n g .

M e t de inwerkingtreding van deze beleidsregels w o r d e n de beleidsregels Bijzondere Bijstand g e m e e n t e W o e n s d r e c h t 2009 vastgesteld door het college van burgemeester en w e t h o u d e r s van 18 augustus 2009 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en W e t h o u d e r s van W o e n s d r e c h t op 11 s e p t e m b e r 2012.
 
De secretaris                      De burgemeester
A.P.E. Baart MBA                 M . A . Fränzel

1

De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berusten bij het college van Burgemeester en Wethouders.

In ieder geval worden deze bedragen uiterlijk in de maand december voorafgaande aan het komende en geldende jaar aangepast.

De bedragen zijn waar mogelijk en noodzakelijk gebaseerd op Shulinck die jaarlijks wordt aangepast en voor een periode van één jaar geldig zijn.