Regeling vervallen per 31-07-2021

Beleidsregels Provincie Zeeland betreffende de toepassing van de Wet BIBOB bij omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Geldend van 01-06-2011 t/m 30-07-2021

Intitulé

Beleidsregels Provincie Zeeland betreffende de toepassing van de Wet BIBOB bij omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Gedeputeerde staten van Zeeland,

Overwegende

  • -

    dat de Wet BIBOB voorziet in instrumenten om een aanvraag om een vergunning te weigeren dan wel in te trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of om strafbare feiten te plegen;

  • -

    dat het wenselijk is in beleidsregels vast te leggen op welke wijze de Provincie Zeeland aan de mogelijkheden die de Wet BIBOB biedt toepassing geeft;

  • -

    dat bij besluit van gedeputeerde staten van 14 augustus 2007 reeds zijn vastgesteld beleidsregels inzake de inzet van het BIBOB-instrumentarium voor vergunningen op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer;

  • -

    dat de inwerkingtreding van de Wabo, landelijke ontwikkelingen alsmede evaluatie van de vigerende beleidsregels, hebben geleid tot aanpassing daarvan;

  • -

    dat gedeputeerde staten op grond van artikel 3.3, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, bevoegd gezag zijn voor de onderdelen milieu en bouwen in de omgevingsvergunning;

  • -

    dat deze beleidsregels de procedure beschrijven op grond waarvan van de bevoegdheden van de Wet BIBOB gebruikt wordt gemaakt;

  • -

    gelet op artikel 3 van de Wet BIBOB en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluiten vast te stellen de navolgende beleidsregels betreffende de toepassing van de Wet BIBOB inzake de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikelen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • a.

    advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet BIBOB.

  • b.

    afvalbranche: branche voor afvalverwerkende bedrijven als bedoeld in categorie 28 van het Besluit omgevingsrecht.

  • c.

    betrokkene: aanvrager c.q. houder van een vergunning ex artikel 2.1, eerste lid, onder a. en e. van de Wabo.

  • d.

    Bureau BIBOB : het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • e.

    inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.

  • f.

    interne BIBOB-toets: een door het bestuursorgaan uitgevoerde toets op basis van het vragenformulier.

  • g.

    OBM: Omgevingsvergunning beperkte milieutoets, een vergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, Wabo, juncto artikel 2.2a Besluit omgevingsrecht;

  • h.

    RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Zuid-West Nederland.

  • i.

    tip-functie officier van justitie: de officier van justitie kan in een concreet geval het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet BIBOB wijzen op de wenselijkheid Bureau BIBOB om advies te vragen.

  • j.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, e, en i, van de Wabo.

  • k.

    vragenformulier: een door het RIEC ontwikkeld vragenformulier op grond waarvan wordt vastgesteld of advies van het Bureau BIBOB noodzakelijk is.

  • l.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB).

Artikel 2 - Reikwijdte beleidsregels

  • 1.

    De aanvrager van een vergunning voor een inrichting die voornemens is activiteiten te ontplooien binnen de afvalbranche, dan wel ten behoeve van die inrichting een bouwwerk plaatst, geheel of gedeeltelijk opricht, vernieuwt, verandert of vergroot, is verplicht voorafgaand aan de aanvraag het vragenformulier als bedoeld in artikel 1, onder k, in te vullen.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid laat onverlet dat in overige gevallen op basis van informatie van handhaving of indicaties verkregen naar aanleiding van de aanvraag om een vergunning dan wel naar aanleiding van een bestaande vergunning, kan worden besloten dat het vragenformulier door aanvrager of vergunninghouder moet worden ingevuld.

  • 3.

    Naast de in de vorige leden genoemde gevallen, kan een advies van de officier van justitie (tip) aanleiding zijn dat betrokkene het vragenformulier dient in te vullen.

Artikel 3 - Uitzondering op verplichting interne BIBOB-toets

Gedeputeerde staten kunnen toepassing van het instrumentarium van de Wet BIBOB achterwege laten indien:

  • a.

    een omgevingsvergunning wordt aangevraagd met betrekking tot een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, die wordt gedreven door een overheidsdienst;

  • b.

    een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht kan worden onderscheiden in meerdere deelinrichtingen, die (deels) door verschillende (rechts)personen worden gedreven (deeldrijvers) en de aanvraag om een omgevingsvergunning niet (mede) betrekking heeft op een deelinrichting, waarbij daadwerkelijk sprake is van werkzaamheden als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;

  • c.

    onmiskenbaar komt vast te staan dat geen interne BIBOB-toets nodig is omdat een dergelijke toets naar verwachting geen nieuwe informatie oplevert dan de informatie die al bij gedeputeerde staten bekend is.

Artikel 4 - Besluiten op grond van interne BIBOB-toets of advies Bureau BIBOB

  • 1.

    De uitkomsten van de interne BIBOB-toets of van het advies van het Bureau BIBOB, kunnen gronden opleveren voor het nemen van de volgende besluiten:

    • a.

      Een besluit tot weigeren van een aanvraag om een vergunning ex artikel 3, eerste lid, van de wet;

    • b.

      Een besluit tot intrekken van een vergunning ex artikel 3, eerste lid, van de wet;

    • c.

      Een besluit tot het verlenen van een vergunning onder voorwaarden ex artikel 3, zevende lid, van de wet;

    • d.

      Een besluit tot het niet behandelen van een aanvraag om vergunning ex artikel 4:5 van Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In elk concreet geval wordt afgewogen of het advies van het Bureau BIBOB aanleiding geeft de vergunning te verlenen, te weigeren of in te trekken.

  • 3.

    Tegen het voornemen om een negatief besluit te nemen op grond van het advies van het Bureau BIBOB, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene heeft het recht het BIBOB-advies in te zien.

Artikel 5 - Procedure interne BIBOB-toets

  • 1.

    De interne BIBOB-toets wordt uitgevoerd in de gevallen als genoemd in artikel 2.

  • 2.

    De interne BIBOB-toets wordt uitgevoerd op basis van een door aanvrager volledig ingevuld vragenformulier alsmede de bescheiden die in dat kader moeten worden overgelegd.

  • 3.

    Aanvrager kan worden verzocht aanvullende gegevens te overleggen.

  • 4.

    Indien en voor zover het vragenformulier niet volledig is ingevuld en aanvulling na een daartoe strekkend verzoek binnen de daarbij gestelde termijn uitblijft, kan worden besloten de aanvraag om vergunning op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

  • 5.

    Indien de interne BIBOB-toets betrekking heeft op een reeds verleende vergunning, wordt toepassing gegeven aan artikel 4 van de wet, op grond waarvan de weigering om een formulier in te vullen als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet, wordt aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet.

  • 6.

    Bij het beoordelen van het aanvraagformulier en de bijbehorende bescheiden, kan worden besloten van de expertise van het RIEC gebruik te maken.

  • 7.

    De BIBOB-toets kan uitwijzen dat vragen blijven bestaan zoals genoemd in artikel 6, tweede lid. In dat geval wordt advies gevraagd aan het Bureau BIBOB.

  • 8.

    Een advies wordt niet eerder aan Bureau BIBOB gevraagd dan nadat is onderzocht of weigering van de aanvraag dan wel intrekking van een vergunning kan geschieden door toepassing te geven aan de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden.

Artikel 6 - Procedure advies Bureau BIBOB

  • 1.

    Het besluit tot het inwinnen van een advies van het Bureau BIBOB is voorbehouden aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Een advies als bedoeld in het vorige lid wordt ingewonnen als op grond van de interne BIBOB-toets vragen blijven bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de inrichting;

    • b.

      de financiering van de inrichting;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de inrichting of de eigenaar van het pand waarin de inrichting is gevestigd;

    • d.

      de officier van justitie een tip geeft om in een bepaalde zaak een advies aan het Bureau BIBOB te vragen.

  • 3.

    Het Bureau BIBOB adviseert gedeputeerde staten over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, of over de ernst van de feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de wet.

  • 4.

    Betrokkene wordt zo spoedig mogelijk door gedeputeerde staten geïnformeerd over een besluit als bedoeld in het eerste lid. Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep open.

  • 5.

    Betrokkene is gerechtigd de aanvraag te allen tijde in te trekken.

  • 6.

    Indien en voor zover het Bureau BIBOB het advies niet binnen de in artikel 15 van de wet gestelde termijn kan verstrekken, kan het de termijn met ten hoogte vier werken verlengen.

  • 7.

    Betrokkene wordt van een eventuele verlenging als bedoeld in het vorige lid zo spoedig mogelijk door gedeputeerde staten in kennis gesteld.

  • 8.

    De beslistermijn voor gedeputeerde staten wordt opgeschort gedurende de advies termijn van het Bureau BIBOB.

Artikel 7 - Geheimhouding

Een ieder die krachtens de wet de beschikking verkrijgt over gegevens met betrekking tot een (potentiële) vergunninghouder dan wel een betrokken derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.

Artikel 8 - Evaluatie

Gedeputeerde staten evalueren deze beleidsregels binnen 2 jaren na inwerkingtreding van daarvan.

Artikel 9 - Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

  • 2.

    De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Provincie Zeeland betreffende de toepassing van de Wet BIBOB bij omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 3.

    De Beleidsregels Provincie Zeeland ten aanzien van de inzet van het BIBOB-instrumentarium met betrekking tot vergunningen op grond van artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer, worden ingetrokken gelijktijdig met de datum van inwerkingtreding van de beleidsregels als bedoeld in het eerste lid.

Algemene toelichting

Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB)) in werking getreden. Deze wet biedt provincies, gemeenten en andere bestuursorganen een mogelijkheid om gebruik te maken van een extra weigerings- en intrekkingsgrond met betrekking tot vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten wanneer gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten gepleegd zullen worden of dat uit strafbare feiten verkregen geld benut zal worden. Met de instrumenten die de Wet BIBOB biedt kunnen overheden voorkomen dat onbedoeld criminele activiteiten worden gefaciliteerd.

Gedeputeerde staten hebben op 14 augustus 2007 vastgesteld de Beleidsregels Provincie Zeeland ten aanzien van de inzet van het BIBOB instrumentarium met betrekking tot vergunningen op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.

Deze beleidsregels richtten zich in beginsel op inrichtingen in de afvalbranche. Zowel uit onderzoeken als ook uit eigen ervaringen vanuit de afdeling Handhaving Natuur en Milieu (HNM) , is gebleken dat binnen het werkveld milieu met name de afvalbranche gevoelig is voor criminaliteit. Dit vanwege de grote winstmarges die met het ontduiken van de milieuregelgeving kunnen worden behaald. Uit strategisch oogpunt is er tegen die achtergrond voor gekozen het BIBOB-instrumentarium in te zetten binnen de afvalbranche. Het betrof met name aanvragen om vergunning ex artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (Wm). Bij dergelijke vergunningen is sprake van bovengenoemd gevaar als het risico bestaat dat de te vergunnen activiteit (mede) benut kan worden voor het plegen van strafbare feiten als het witwassen van geld, of dat het risico bestaat dat door de essentiële positie van de activiteit binnen de keten een gelegenheidsstructuur ontstaat, waarbij de bedrijfsactiviteiten benut kunnen worden voor het plegen van strafbare feiten. Dat is de reden waarom in 2007 beleidsregels zijn gemaakt om in de afvalbranche te voorkomen dat onbedoeld met het verlenen van de milieuvergunning het plegen van strafbare feiten wordt gefaciliteerd of dat uit strafbare feiten verkregen geld wordt benut. Deze brancheselectie sluit overigens nadrukkelijk niet uit dat in andere gevallen op basis van informatie van HNM dan wel naar aanleiding van indicaties die de afdeling Milieuhygiëne (MHY) krijgt bij de aanvraag om vergunning, besloten wordt de aanvrager te verzoeken de BIBOB-aanvraagformulieren in te vullen. Ook kan in alle gevallen op basis van een advies van het Openbaar Ministerie een BIBOB-intake gestart worden.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) versus Wet BIBOB

In verband met de inwerkingtreding van de Wabo per 1 oktober 2010 is het noodzakelijk gebleken de beleidsregels van 2007 te herzien. Zo vindt de milieuvergunning zijn grondslag niet langer meer in de Wet milieubeheer maar in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo. De activiteit bouwen van een bouwwerk vindt zijn grondslag niet meer in de Woningwet maar in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. Gedeputeerde staten zijn bevoegd met de inwerkingtreding van de Wabo - naast het verlenen van een omgevingsvergunning voor het milieudeel - ook een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwdeel voor zover de inrichting onder het bevoegd gezag van de provincie valt.

Voor bouw- en milieuvergunningen kan een bestuursorgaan een BIBOB-toets (laten) uitvoeren. De komst van de Wabo verandert daar inhoudelijk niets aan. Ook ten aanzien van de omgevingsvergunning, onderdeel bouw en onderdeel milieu, is het mogelijk de BIBOB-toets te verrichten. De invoering van de Wabo maakt aanpassing van de terminologie in de BIBOB-beleidsegels en een tijdige verwijzing naar de BIBOB-toets tijdens de aanvraagprocedure noodzakelijk.

Op grond van artikel 2.20, eerste lid, van de Wabo kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren in geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. Het bevoegd gezag kan bij de activiteiten bouwen van een bouwwerk of het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting besluiten dat een toets nodig is in het kader van de Wet BIBOB. Het bevoegd gezag kan het Bureau BIBOB inschakelen en om advies vragen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft hierbij beleidsvrijheid. Het beleid van de provincie Zeeland is dat in eerste instantie zelf een inventarisatie wordt uitgevoerd (de interne BIBOB-toets). Eerst wanneer op grond hiervan sprake is van gegronde redenen om te vermoeden dat de vergunning gebruikt wordt voor criminele activiteiten wordt het Bureau BIBOB ingeschakeld (de externe BIBOB-toets). De beslistermijn wordt in geval van inschakeling van het Bureau BIBOB opgeschort en eindigt op de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat de opschorting niet langer duurt dan vier weken. Onder bepaalde omstandigheden kan deze termijn op grond van de Wet BIBOB worden verlengd.

Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)Voor een aantal activiteiten uit het Activiteitenbesluit hebben inrichtingen sinds 1 januari 2011 toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze met deze activiteiten kunnen starten. Deze toestemming vooraf wordt de Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd. Met de introductie van de OBM moeten bedrijven voor bepaalde activiteiten een melding Activiteitenbesluit doen en een OBM aanvragen bij het bevoegd gezag.

De noodzaak van een OBM volgt uit artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, juncto artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht. Artikel 5.13b van het Besluit noemt de gevallen waarin een OBM moet of kan worden geweigerd. Het vierde en vijfde lid bepalen dat een omgevingsvergunning voor de categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.2a, onder g tot met j, l en k, kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Momenteel bevat de Wet BIBOB een lacune ten aanzien van de definitie van beschikking in relatie tot de toestemmingen op grond van de Wabo, voor zover het betreft de OBM. In artikel 1, eerste lid, onder c, onderdeel 6, van de wet, is ten onrechte geen verwijzing opgenomen naar artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo. Deze omissie moet door de wetgever worden hersteld en wordt voor zover nu bekend in februari 2011 in procedure gebracht en treedt naar verwachting in werking in oktober 2011. Tot het moment van inwerkingtreding geldt dat de OBM niet kan worden geweigerd op grond van de Wet BIBOB. De tekst van deze beleidsregels leidt echter niet tot aanpassing op dat punt aangezien in artikel 3 van de beleidsregels wordt verwezen naar artikel 3 van de Wet BIBOB.

Proportionaliteit en subsidiariteitDe inzet van het BIBOB-instrumentarium moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, nu het daarbij gaat om bevoegdheden die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkene. Daarom dienen gedeputeerde staten van geval tot geval af te wegen of een vergelijkbaar resultaat niet op een andere, minder vergaande, wijze kan worden verkregen (voorzieningenrechter, rb 's-Gravenhage, 10 maart en 21 maart 2005, AB 2005, 334-335. Het feit dat vergunninghouder op een ander perceel activiteiten heeft ontplooid zonder daarvoor over een milieuvergunning te beschikken, is geen aanleiding om Bureau BIBOB om advies te vragen alvorens de vergunning te verlenen (ABRvS 2 februari 2005, AB 2005, 326).

Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Zuid-West Nederland (RIEC)

Sinds 2010 participeert de Provincie Zeeland in een regionaal expertisecentrum voor Noord-Brabant en Zeeland: het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Zuid-West Nederland (RIEC). Het RIEC heeft tot taak het lokale bestuur in Zeeland en Noord-Brabant gevraagd en ongevraagd te adviseren over risicovolle activiteiten binnen de betreffende gemeenten in de respectieve provincies alsook over de wijze waarop deze het meest adequaat voorkomen en bestreden kunnen worden. Het RIEC fungeert daartoe als informatieknooppunt voor informatie vanuit de verschillende overheden en instanties zoals het OM, de fiscus en Kamer van Koophandel, en voert analyses uit die een beeld geven van de lokale verwevenheid tussen onder- en bovenwereld. Naast deze adviesrol vervult het RIEC een (advies)functie in het kader van de Wet BIBOB. Het is vanwege deze adviesrol dat is besloten van de specifieke expertise van het RIEC op het gebied van de Wet BIBOB in de ruimste zin des woords in voorkomende gevallen gebruik te maken. Het RIEC heeft toegang tot open en gesloten bronnen die relevante informatie kunnen opleveren ten aanzien van ondermeer de persoon van de aanvrager, de bedrijfsstructuur en de financiering van de inrichting. In het kader van de herziene beleidsregels zal per concreet geval wordt overwogen of hulp en bijstand van het RIEC gewenst is.

Reden voor vaststellen nieuwe beleidsregels

Gelet op de aard van de wijzigingen, landelijke ontwikkelingen en de wenselijkheid vanuit oogpunt van leesbaarheid van de beleidsregels, is ervoor gekozen de beleidsregels van 2007 in te trekken en daarvoor in de plaats vast te stellen de Beleidsregels Provincie Zeeland betreffende de toepassing van de Wet BIBOB bij omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Toelichting per artikel

Artikel 2 - Reikwijdte beleidsregels

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een inrichting die voornemens is activiteiten te ontplooien binnen de afvalbranche en / of ten behoeve van die inrichting een bouwwerk plaatst, geheel of gedeeltelijk opricht, vernieuwt, verandert of vergroot, is verplicht voorafgaand aan de aanvraag een vragenformulier in te vullen. Gedeputeerde staten zijn bevoegd omtrent een verklaring van geen bedenkingen te beslissen ten aanzien van activiteiten met betrekking tot een inrichting die behoort tot de categorie van inrichtingen zoals aangewezen in bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht. Deze categorie van inrichtingen behoort tot de voormalige provinciale inrichtingen die met de inwerkingtreding van de Wabo onder het bevoegd gezag van de desbetreffende gemeente zijn gekomen. Voor deze categorie hebben de Zeeuwse gemeenten desgevraagd aangegeven in de projectleiderskring Wabo zèlf - voor zover noodzakelijk en gewenst - een interne BIBOB-toets uit te voeren en zo nodig een advies aan het Bureau BIBOB vragen.

Naast het beslissen omtrent een verklaring van geen bedenkingen zoals hiervoor bedoeld, zijn gedeputeerde staten bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor BRZO-inrichtingen en IPPC-inrichtingen voor zover zij activiteiten verrichten c.q. voornemens zijn te verrichten binnen de afvalbranche en/of voornemens zijn de activiteit bouwen van een bouwwerk te ontplooien.

Artikel 3 - Uitzondering op verplichting interne BIBOB-toets

Uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit is het niet gewenst in alle gevallen een interne BIBOB-toets uit te voeren. In artikel 3 worden onder a t/m c drie categorieën van omstandigheden genoemd waarbij een uitzondering geldt op bedoelde verplichting. Onder c wordt gedoeld op de omstandigheid dat klip en klaar duidelijk is dat geen interne BIBOB-toets noodzakelijk is omdat deze toets naar verwachting geen nieuwe informatie oplevert dan de informatie die al bij gedeputeerde staten bekend is. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als met zekerheid komt vast te staan hoe de bedrijfsstructuur en financiering van inrichting is geregeld en wie de beoogde drijver van de inrichting is.

Artikel 5 - Procedure interne BIBOB-toets

Het zesde lid bepaalt dat bij het beoordelen van het vragenformulier en de bijbehorende bescheiden, kan worden besloten van de expertise van het RIEC gebruik te maken. Het RIEC heeft toegang tot open en gesloten bronnen die relevante informatie kunnen opleveren ten aanzien van ondermeer de persoon van de aanvrager, de bedrijfsstructuur en de financiering van het bedrijf. Het gaat hier uitdrukkelijk om een bevoegdheid, het is wellicht niet in alle gevallen noodzakelijk het RIEC om advies te vragen. In ieder concreet geval zal aan de hand van een eerste beoordeling van de documenten een afweging moeten worden gemaakt of (tijdige) inschakeling van het RIEC zinvol is.

Indien en voor zover de (interne) BIBOB-toets niet leidt tot conclusie ernstige mate van gevaar, kan de omgevingsvergunning in beginsel worden verleend. Deze conclusie laat onverlet dat vervolgens de in de Wabo opgenomen procedure voor de behandeling van de aanvraag moet worden gevolgd alsmede aan de overige eisen die de wet aan de aanvraag stelt.

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 17 mei 2011
Provinciale Staten van Zeeland voornoemd,
K.M.H. PEIJS, voorzitter,
drs. L.J.M. VERDULT, secretaris.
Uitgegeven, 31 mei 2011
De provinciesecretaris,
drs. L.J.M. VERDULT