Bomen in Zeist : beleidsnota

Geldend van 19-01-2005 t/m heden

Intitulé

Bomen in Zeist : beleidsnota

Bomen in Zeist

Beleidsnota

Gemeente Zeist PG Ruimte Afdeling Beleid

25 april 2005

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 3

  • 1.

    Inleiding 5

    • 1.1

      Aanleiding 5

    • 1.2

      Visie 5

      1.2.1Uitgangspunten 6

    • 1.3

      Conclusie 7

  • 2.

    Vergunningverlening en Handhaving 8

    • 2.1

      Inleiding 8

    • 2.2

      Rijksbeleid 8

    • 2.3

      Algemene Plaatselijke Verordening 9

      • 2.3.1

        Kapvergunningsplicht 9

      • 2.3.2

        Beoordeling van aanvragen om kapvergunning 11

      • 2.3.3

        Bezwaar en beroep 13

      • 2.3.4

        Legeskosten 13

    • 2.4

      Voorkomen voortijdige kap van bomen 14

    • 2.5

      Beschermingsvoorwaarden 14

    • 2.6

      Noodkapprocedure 15

    • 2.7

      Handhaving 15

    • 2.8

      Conclusie 16

  • 3.

    Herplantplicht en Bomenfonds 17

    • 3.1

      Inleiding 17

    • 3.2

      Herplantplicht 17

      • 3.2.1

        Wanneer herplantplicht? 17

      • 3.2.2

        De opgelegde herplant 18

    • 3.3

      Het bomenfonds 19

      • 3.3.1

        Wat is een bomenfonds? 19

      • 3.3.2

        Wanneer is financiële compensatie wel of niet aan de orde? 20

      • 3.3.3

        Aan wie kan een financiële compensatie worden opgelegd? 21

      • 3.3.4

        Waarvoor kan het geld uit het gemeentelijk bomenfonds worden gebruikt? 21

      • 3.3.5

        Hoe wordt de hoogte van de financiële compensatie berekend? 21

  • 3.4 Conclusie 22

  • 4.

    Beschermwaardige bomen 23

    • 4.1

      Inleiding 23

    • 4.2

      Criteria voor bepalen beschermwaardige bomen 23

    • 4.3

      Bescherming, beleid, beheer en onderhoud 24

      • 4.3.1

        Beleid 24

      • 4.3.2

        Hoe zijn en kunnen beschermwaardige bomen worden beschermd? 24

      • 4.3.3

        Inspectie en onderhoud 25

    • 4.4

      Conclusie 25

  • 5.

    Beheer en onderhoud 26

    • 5.1

      Inleiding 26

    • 5.2

      Bomenbeheerplan 26

    • 5.3

      Noodkapprocedure 26

    • 5.4

      Bestekken 27

    • 5.5

      Conclusie 28

  • 6.

    Ruimtelijke ordening 29

    • 6.1

      Inleiding 29

    • 6.2

      Ruimtelijke ordeningsbeleid 29

      • 6.2.1

        Rijksbeleid 29

      • 6.2.2

        Afstemming procedures 29

    • 6.3

      Bouw-/aanlegvergunningen 30

    • 6.4

      Groeninventarisatie 31

    • 6.5

      Ontwikkelingsmogelijkheden 31

    • 6.6

      Conclusie 31

  • 7.

    Communicatie 32

    • 7.1

      Inleiding 32

    • 7.2

      Samenspraak en inspraak 32

    • 7.3

      Communicatie over te kappen bomen 32

    • 7.4

      Voorlichting aanvraag kapvergunning 32

  • 8.

    Financiële consequenties 33

  • 9.

    Samenvatting 34

Begrippenlijst 39

Literatuurlijst 41

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

  • Om het bomenbeleid en met name de bescherming van bomen handen en voeten te geven, is goede regelgeving belangrijk. Onder invloed van de tendens tot juridisering wordt er steeds preciezer naar bomen en hun bescherming gekeken.

    De eerste stap om dit te realiseren is het beschrijven van procedures en regels in een beleidsnota. De tweede stap is het in deze nota beschreven beleid vast te leggen in een gemeentelijke bomenverordening. Een bomenverordening geeft een completere regelgeving voor de bescherming van gemeentelijke en particuliere bomen dan de bestaande regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Een specifieke bomenverordening omvat naast criteria voor wel of niet kappen ook uitspraken over het beheer, toezicht/controle, beleid, bescherming en subsidiering/boetes.

    De laatste jaren zijn wij ons (als burger, beleidsmaker e.a.) als het ware allemaal bewuster geworden van ons landschap en de plaats van de bomen daarin. Hierbij past de juridische ontwikkeling dat het algemene en abstracte kapverbod niet meer voldoende houvast biedt in een concreet geval. Goed beleid is nodig om rechters en belanghebbenden, waaronder burgers en natuur- en milieuorganisaties, te kunnen overtuigen.

    Landelijk is de afgelopen jaren een toename in het aantal bezwaar- en beroepsprocedures waarneembaar. Ook bij de kapvergunningen in Zeist is dit het geval. In 2003 zijn er 80 bezwaren binnen gekomen tegen genomen besluiten aangaande aanvragen kapvergunning. Hiervan zijn 19 bezwaren door lokale natuur- en milieuorganisaties gemaakt tegen verleende kapvergunningen en zijn de overige 61 bezwaren voornamelijk gemaakt door particulieren tegen geweigerde vergunningen.

    Tabel 1: Besluiten en bezwaren kapvergunningen

    rapportagedatum 04-03-2003

    2001

    2002

    2003

    totaal aantal kapaanvragen

    485

    638

    563

    totaal aantal bezwaren

    22

    61

    80

    totaal aantal geheel en gedeeltelijk verleende kapvergunningen

    495

    438

    totaal aantal volledig geweigerde kapvergunningen (gedeeltelijke weigeringen zijn niet meegeteld)

    89

    103

    totaal aantal aanvragen die zijn vervallen, (nog) niet afgehandeld of status onbekend etc.

    51

    17 vervallen,

    5 nog in behandeling

    aantal aanvragen van gemeentebomen

    22

    130

    Rapportagedatum 17 mei 2004

    De bomenverordening zal, na vaststelling van deze beleidsnota, opgesteld worden (met als leidraad de Model Bomenverordening van de Bomenstichting en de Vereniging Stadswerk Nederland). Tot het in werking treden van de bomenverordening blijft de gemeente gebruik maken van hoofdstuk 4, afdeling 5 in de APV.

1.2 Visie

  • De gemeente heeft in diverse beleidsnota’s haar toekomstbeeld geschetst. Met betrekking tot natuur en landschap is het volgende beeld geschetst. ‘Zeist is een gemeente in het groen. Het is van belang dit imago te handhaven’, ‘Het groene karakter van Zeist zal duurzaam worden veiliggesteld’, ‘ Er zal een samenhangend groenbeleid worden gevoerd, dat gericht is op de verschillende waarden van het groen.Dit toekomstbeeld is sindsdien geconcretiseerd in het Natuur en Landschapsplan 1995-2005.

    Het behoud van natuur en landschap vereist een hoge mate van duurzaamheid. Het vormen van een landschap neemt veel tijd in beslag (vaak vele generaties). Dat vereist een sterke regiefunctie en sterke nadruk op de handhavingstaak van de gemeente (Zeist Simultaan). Dit is in Zeist zeker van belang, omdat

    in het groene beeld van Zeist het particuliere groen een belangrijke rol speelt, aangezien de hoeveelheid openbaar groen circa 25% lager ligt dan gemiddeld in Nederland (Groenstructuurplan, GSP). Dit percentage geeft echter een licht vertekend beeld, omdat de Zeister bossen hier buiten zijn gehouden.

    Naast de intrinsieke waarden van het groen en in het bijzonder van de bomen, vertegenwoordigen de bomen ook andere functies. Zeist ligt op de overgang van de Heuvelrug naar het Kromme Rijngebied. Dit overgangsgebied kenmerkt zich door vele (restanten van) Lustwarandeparken. Veel bomen in tuinen behoren tot deze restanten van de landschappelijke aanleg van parken. Deze bomen zijn vaak vrij oud en hebben een cultuurhistorische waarde. Vooral deze oudere bomen vormen belangrijke nest- en broedgelegenheden voor diverse kwetsbare vogelsoorten. Daarnaast gebruiken ook vleermuizen holle bomen als voortplantingsplek.

    In het stedelijk gebied vormen de laanbomen en bomen in tuinen en de daarbij behorende struiken verbindingszones voor vogels, vlinders en insecten. En niet op de laatste plaats produceren bomen zuurstof en zorgen ze voor het wegvangen van klein stof.

    Het belang van het groene imago van Zeist en de verschillende waarden van het groen en het behoud hiervan wordt voor het stedelijk gebied met name onderkend in het Groenstructuurplan 1992 (GSP). Tot nu toe is het groene toekomstbeeld voor Zeist echter nooit specifiek in beleid voor gemeentelijke en particuliere bomen omgezet.

    Het doel van deze beleidsnota is het binnen de gemeente verspreid aanwezig zijnde beleid met betrekking tot bomen te integreren, te verbeteren en uit te breiden. Daarbij worden onderstaande uitgangspunten gehanteerd.

1.2.1 Uitgangspunten

  • Om de verschillende waarden van het groen voor de toekomst veilig te kunnen stellen dient rekening gehouden te worden met de volgende punten:

    • a.

      Kwaliteit en kwantiteit van het bomenbestand (gemeentelijk èn particulier) moet in de toekomst op een dusdanig niveau blijven dat geen afbreuk gedaan wordt aan het groene karakter van Zeist.

    • b.

      Bomen (gemeentelijk èn particulier) zijn een essentieel onderdeel van de (openbare) ruimte en bepalen in hoge mate de kwaliteit ervan.

    • c.

      Iedere buurt en wijk heeft een sterke eigen identiteit, die bepaald wordt door de verweving van opbouw, architectuur en groentoepassing. Deze groenstructuur moet zo veel mogelijk onaangetast blijven en versterkt worden (GSP).

    • d.

      De verschillende landschappen, de ondergrond en historie van het landschap, moeten herkenbaar zijn en blijven in het stedelijk groen (GSP) .

    • e.

      In de wijken moet het gebruiksgroen veiliggesteld worden ten bate van de buurten zelf en ten bate van het groene karakter van Zeist (Zeist Simultaan).

    • f.

      Ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle en beschermwaardige bomen moeten behouden blijven.

    • g.

      Op naleving van de APV, besteksvoorschriften, vergunningsvoorwaarden, herplantverplichtingen en schadevergoedingen moet meer toezicht gehouden worden en vervolgens worden gehandhaafd.

    • h.

      Door in de verschillende organisatieonderdelen de aandacht blijvend te vestigen op bomen en door de procedures onderling beter af te stemmen moeten bomen beter beschermd worden.

    • i.

      In het kader van de nota Samenspraak en Inspraak moet goede voorlichting gegeven worden aan en moet de waarde van bomen voldoende gecommuniceerd worden met burgers en belangengroepen.

    • j.

      Ten behoeve van het behoud van de kwaliteit en kwantiteit van het Zeister bomenbestand moet een gemeentelijk bomenfonds gevormd worden.

    • k.

      Voor het behoud van het groene karakter op de lange termijn en ten behoeve van variatie in leeftijdsopbouw moet er planmatig verjongd worden.

1.3 Conclusie

  • Het beleid met betrekking tot gemeentelijke en particuliere bomen was tot nu toe meer of minder onderdeel van verschillende organisatieonderdelen. Dit beleid wordt middels deze beleidsnota geïntegreerd. Volgens de Bomenstichting zou een goed bomenbeleid het totaal aan handelingen van de gemeente met betrekking tot bomen en de visie van de gemeente op die handelingen moeten omvatten. Deze handelingen van de gemeente betreffen: vergunningverlening en handhaving, beheer en onderhoud, ruimtelijke ordening en voorlichting en inspraak.

    In deze beleidsnota worden niet alleen beleidsuitgangspunten geformuleerd, maar wordt ook een kader ontwikkeld om procedures en werkafspraken te stroomlijnen. Het geformuleerde beleid zal op de lange termijn gericht zijn, waarbij bedreigingen voorkómen of tot een minimum beperkt worden. Dit omdat het lang duurt voordat een boom een volwaardige, volwassen boom is geworden. Daarbij zijn bomen gebonden aan hun standplaats en hebben belang bij rust en continuïteit. Zeker in de bebouwde omgeving is beleid nodig om dit te kunnen garanderen. Alleen door ook jonge bomen oud te laten worden kan de gemeente Zeist ook in de toekomst de belangrijke waarden van het groen handhaven.

    Zoals al werd aangegeven omvat een goed bomenbeleid het totaal aan handelingen van de gemeente met betrekking tot bomen. De in de inleiding geschetste visie en uitgangspunten dienen dan ook in alle organisatieonderdelen waar de handelingen worden gepleegd, uitgewerkt en toegepast te worden.

    In de volgende hoofdstukken wordt per organisatieonderdeel aangegeven wat het beleid is en wat het in de toekomst moet zijn. Voor elk organisatieonderdeel geldt dat er afstemming plaats moet vinden met de overige organisatieonderdelen om aan een goed bomenbeleid gestalte te kunnen geven.

    In de samenvatting op pagina 32 wordt aangegeven welke veranderingen ten opzichte van het huidige beleid in deze beleidsnota voorgesteld worden.

    Voor de in deze beleidsnota gebruikte begrippen wordt verwezen naar de begrippenlijst.

2. Vergunningverlening en Handhaving

2.1 Inleiding

  • Dit hoofdstuk gaat in op rijksbeleid, hoofdstuk 4, afdeling 5 (het bewaren van bomen) van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), voortijdige kap, de noodkapprocedure, beschermingsvoorwaarden en handhaving.

    De gemeente Zeist gaat uit van het Nee, tenzij principe. Dat betekent dat kapvergunningen niet worden verleend, tenzij er een zwaarwegend belang voor kap naar voren komt bij de toetsing aan diverse criteria of wanneer het kapverbod niet van toepassing is.

2.2 Rijksbeleid

  • Bij vergunningverlening moet naast de regeling in de APV rekening gehouden worden met de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Monumentenwet.

    De Flora- en Faunawet voorziet onder andere in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. De wet gaat uit van het ‘neen, tenzij’ beginsel. Dit houdt in dat in beginsel alle handelingen ten aanzien van beschermde dieren en planten verboden zijn. Het kappen van bomen kan dan ook een schadelijke handeling zijn. Bijvoorbeeld als vleermuizen hun verblijf hebben in oude bomen of de boom fourageergelegenheid biedt aan beschermde diersoorten. Werkzaamheden in het groen tijdens het broedseizoen kunnen verstorend werken. Beter is om tijdens het broedseizoen geen (ingrijpende) werkzaamheden uit te voeren.

    De aanvrager van een kapvergunning moet zelf nagaan of het kappen van de bo(o)m(en) nadelige gevolgen heeft voor beschermde dieren en/of planten. De natuurwaarde van de boom is in de APV ook als weigeringscriterium opgenomen. De gemeente hoeft echter niet meer te onderzoeken dan wat waarneembaar is voor de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer. Onderzoek naar flora en fauna in het kader van de flora- en faunawet is de verantwoordelijkheid van de aanvrager zelf.

    De Boswet is alleen van kracht buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet. Dit valt niet per definitie samen met de bebouwde kom Wegenverkeerswet. Alle bossen rond Zeist vallen in principe onder de Boswet. De kern van de Boswet bestaat uit de herplantplicht. Moet er een boom gekapt worden dan moet er ook een boom geplant worden. De Boswet is niet van toepassing als een werk wordt uitgevoerd volgens een goedgekeurd bestemmingsplan, dan geldt alleen de APV. In Zeist geldt in de Boswetgebieden ook de APV.

    De APV geldt in de Boswetgebieden niet voor:

    -Houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen (zoals Staats Bosbeheer) en gelegen is buiten de bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

    • ·

      ofwel geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are;

    • ·

      ofwel bestaat uit een rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

    Ingevolge de Monumentenwet 1988 vallen onder het begrip monument onder andere:

    • -

      terreinen welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • -

      stads- en dorpsgezichten: dit zijn groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en binnen welke zich één of meerdere monumenten bevinden.

    Het gaat hierbij niet alleen om de visuele schoonheidservaring, maar ook om andere, voor het karakter van die gebieden, bepalende factoren als een historische parkaanleg, het historisch gegroeide stedenbouwkundige patroon, gevormd door nederzettingsstructuur, de verhouding tussen bebouwde en onbebouwde ruimten, de bouwvormen en de samenhang in het gebruik van gronden en opstallen. Daarbijzijn er raakvlakken met natuur- en landschapsbescherming. De herziene Natuurbeschermingswet uit 1999 kent een artikel ter bescherming van historisch ontworpen landschapsstructuren.

    In de Monumentenwet 1988 is bepaald dat het is verboden zonder of in afwijking van eenvergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Dit is ook van toepassing op beplanting als deze onderdeel uitmaakt van een rijksmonument (bijv. parkaanleg). In die gevallen moet dan ook een monumentenvergunning aangevraagd worden. De vraag die de monumentencommissie krijgt voorgelegd is ofde commissie wel of niet kan instemmen met de aanvraag om kapvergunning.

    Bij niet-gebonden beschikkingen (niet passend in het bestemmingsplan) in een gemeentelijke monumentale structuur wordt een advies aan

    de monumentencommissie gevraagd.

    De monumentencommissie wordt doorgaans reeds in een vroeg stadium betrokken bij bouwinitiatieven in een monumentale structuur of bij een monument.

    Bij een aanvraag om kapvergunning in eenmonumentale structuur wordt de aanvraag niet aan de monumentencommissie voorgelegd.

    De aanvraag wordt voor advies aan de beleidsadviseurs groen en landschap en monumenten voorgelegd. Hierbij wordt zorgvuldig aandacht besteed aan de cultuurhistorische waarde van het groen.

2.3 Algemene Plaatselijke Verordening

  • Het kapbeleid heeft grote invloed op het totale (gemeentelijke en particuliere) bomenbestand in de gemeente. Behoud en verbeteren van de kwaliteit van het bomenbestand en bescherming hiervan is in de gemeente een uitgangspunt. Het opstellen van een bomenverordening zal in belangrijke mate bijdragen aan dit behoud. Tot de vaststelling van de bomenverordening wordt voor het kapbeleid gebruik gemaakt van de regeling in de APV.

2.3.1 Kapvergunningsplicht

  • Huidig

    In de gemeente Zeist is het verboden, zonder vergunning van het college bomen te vellen of te doen vellen. Dit betekent dat iedere boom (gemeentelijk en particulier) met een diameter vanaf 15 cm (op 1.30 m hoogte) kapvergunningsplichtig is. Dat wil zeggen dat voor iedere boom met een diameter vanaf 15 cm een kapvergunning dient te worden aangevraagd.

    In afdeling 5 van de APV wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van boom ten gevolge kunnen hebben.

    Het rooien van een boom wil zeggen het in zijn geheel verwijderen van een boom, dus inclusief wortels. De boom kan ook uit de grond gehaald worden om deze elders weer te planten, de boom wordt verplant. Hierbij moet wel opgelet worden dat het verplanten niet binnen drie jaar na het verplanten de dood van de boom tot gevolg heeft. Als dat gebeurt, wordt alsnog een herplantplicht opgelegd.

    Hoewel het nee, tenzij principe wordt gehanteerd, wordt als het een aanvraag betreft voor (zeer) grote bomen in een (kleine) tuin in veel gevallen een kapvergunning afgegeven (het belang van de aanvrager weegt in de afweging zwaarder dan het behoud van de boom). Echter niet alle (zeer) grote bomen inkleine tuinen zijn van zo’n omvang dat ze een probleem vormen. In principe wordt de regel gehanteerd dat de oppervlakte van de tuin voor minimaal 50% door de boom (zomerblad) bedekt moet worden. Het gaat hier dus om 1 boom die minimaal de helft van de tuin bedekt. Dit ter beoordeling aan de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer. Maar er kunnen ook beschermwaardige bomen in kleine tuinen staan, het behoud van deze bomen staat dan voorop.

    Daarnaast worden in de praktijk aan bomen verschillende maatregelen uitgevoerd. Een veel voorkomende maatregel is snoei. Voor het snoeien van bomen is geen kapvergunning vereist.

    Een te rigoureuze snoei kan het einde van een boom betekenen waardoor het vervolgens wordt aangemerkt als een illegale velling.

    Momenteel zijn voor snoeien geen richtlijnen vastgelegd. In de praktijk komt voor snoei een bovengrens van 20% van de kroon met een frequentie van eens in de 5 jaar naar voren. Het is dan ook gewenst om deze bovengrens van 20% en frequentie van eens per 5 jaar beleidsmatig vast te leggen en duidelijk naar de burger te communiceren dat boven deze grens een kapvergunning moet worden aangevraagd, anders wordt de snoei aangemerkt als een illegale velling. Naast de zwaarte van de snoei (< 20%) is ook de wijze van snoei van belang. Een onevenwichtige snoei (bijvoorbeeld volledig aan één zijde van de kroon uitgevoerd) kan de habitus (het uiterlijk) van de boom zodanig aantasten dat de boom beduidend aan waarde inboet of het voortbestaan van de boom in gevaar brengt (bijvoorbeeld door omvallen), waardoor het vervolgens wordt aangemerkt als een illegale velling.

    Nieuw

    De gemeente onderkent het belang van de waarde van bomen en het groene karakter van Zeist en het behoud daarvan in de diverse beleidsnota’s. Het gemeentebestuur streeft echter ook naar minder regelgeving voor de burger. Daarom is besloten de kapvergunningplichtige grens te verruimen naar een diameter vanaf 20 cm. op 1.30 meter boven maaiveld. Voor bomen tussen de 15 en 20 cm wordt namelijk doorgaans een kapvergunning verleend.

    Daarnaast zijn de regels voor beschermwaardige bomen aangescherpt.

    Voor beschermwaardige bomen zal in de regel geen kapvergunning worden verleend, tenzij:

    • a.

      De boom dood is en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

    • b.

      De boom een dodelijke boomziekte of aantasting heeft en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

    • c.

      Het vellen van de boom noodzakelijk is ten behoeve van duurzame instandhouding van een monumentale structuur, een laan of een monument;

    • d.

      De boom moet wijken voor een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan (zie par. 6.3).

      Zie ook bijlage 11.

    Als het gaat om een (beschermwaardige) boom bij een rijksmonument waarbij de parkaanleg is beschermd, dan moet een monumentenvergunning aangevraagd worden.

    Indien de aanvraag voor een kapvergunning betrekking heeft op een (beschermwaardige) boom in een monumentale structuur wordt bij de behandeling van een aanvraag om kapvergunning een advies aan de beleidsadviseurs groen en landschap en monumenten gevraagd.

    In de huidige situatie beoordeelt de monumentencommissie een aanvraag om kapvergunning nadat de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer deze heeft beoordeeld. Dit is het geval bij zowel monumentenadviezen als monumentenvergunningen. Het voorstel is nu om de monumentencommissie en de beleidsadviseurs eerst de aanvraag om kapvergunning te laten beoordelen. De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer kan vervolgens het monumentenadvies bij zijn beoordeling van de aanvraag om kapvergunning betrekken en de waarde van de boom beter (geïntegreerd) afzetten tegen het belang van de aanvrager.

    Een andere wijziging is dat voortaan voor dunning een kapvergunning aangevraagd moet worden. Dunnen is een vorm van bosbeheer waarbij periodiek 25 tot maximaal 60% van het areaal wordt geveld enwaarbij de kronen zich na drie jaar weer sluiten. De rechter heeft het begrip nader omschreven als: werkzaamheden ter bevordering van de leefbaarheid van de overblijvende boom, waarbij het natuurlijk verloop van het desbetreffende milieu in stand blijft. De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer toetst of de kapvergunning aanvraag inderdaad betrekking heeft op dunnen. Is dit het geval dan zal de kapvergunning verleend worden.

    Om voor de beoordelaar van de kapaanvraag inzichtelijk te maken voor welke boom de aanvraag is gedaan, zijn naast een plattegrond ook foto’s een handig hulpmiddel. In de huidige situatie is dit, zeker bij grotere percelen, soms onduidelijk. In de bomenverordening zal opgenomen worden dat bij het aanvragen van een kapvergunning foto’s gewenst zijn.

    Voordat bovenstaande veranderingen in het beleid daadwerkelijk toegepast kunnen worden, moeten ze vastgelegd worden in de bomenverordening. Tot aan de vaststelling van de bomenverordening blijft de regeling in de APV gelden.

2.3.2 Beoordeling van aanvragen om kapvergunning

  • De problematiek rondom de verlening en weigering van kapvergunningen vraagt om een oplossing. In de huidige maatschappij zijn burgers en belangenverenigingen namelijk steeds mondiger geworden en zijn ze ook beter op de hoogte van de mogelijkheden die open staan om hun stem te laten horen. Dit heeft, ook landelijk, geresulteerd in veel meer bezwaar- en beroepsprocedures. Het is allereerst belangrijk dat de beoordeling van een aanvraag consequent en onderbouwd is. Zonder consequente beoordeling wordt namelijk rechtsongelijkheid in de hand gewerkt. Bovendien is het goed de beoordeling inzichtelijk te maken om deze te kunnen verantwoorden naar de aanvrager, belanghebbenden, de politiek en de rechter.

    In de APV staan diverse toetsingscriteria voor verlening en weigering van kapvergunningen, deze waren tot voorkort niet nader in het beleid omschreven. Dat maakte deze criteria minder goed toepasbaar en verdedigbaar in bezwaar- en beroepsprocedures. Ter ondersteuning van de regeling in de APV zijn daarom in het voorjaar van 2003 beleidsregels voor de beoordeling van kapvergunningaanvragen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening opgesteld (bijlage 3) en op 12 augustus 2003 vastgesteld. Deze beleidsregels worden hier verder aangescherpt en zullen vervolgens worden opgenomen in de bomenverordening. De beoordeling van een aanvraag gebeurt aan de hand van een beoordelingsformulier (bijlage 4).

    Bij de beoordeling van aanvragen om kapvergunning door de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer moet een afweging gemaakt worden tussen het belang van het behoud van de boom (bv.beeldbepalend) en het belang van de aanvrager (bv. mate van overlast). Het behoud van bomen ten behoeve van het groene karakter van Zeist is echter uitgangspunt. Een vergunning wordt in principe geweigerd als:

    • 1.

      de motivering van de aanvrager niet valide is (bijv. de boom is niet ziek of dood, geen overlast),

    • 2.

      er een andere oplossing dan velling (bijvoorbeeld snoei) mogelijk is,

    • 3.

      bij afweging van de belangen het belang van behoud van de boom (bijv. beschermwaardige boom) uiteindelijk zwaarder weegt.

  • Zoals eerder in dit hoofdstuk al is aangegeven geldt dat voor beschermwaardige bomen in principe geen kapvergunning wordt verleend. Beoordeling van een kapaanvraag voor een beschermwaardige boom vindt plaats op basis van de beoordelingscriteria beschreven in par. 2.3.1 onder het kopje 'nieuw''

    De uitwerking van de beoordelingscriteria, zoals hieronder gegeven, heeft niet de bedoeling uitputtend te zijn. Naast deze criteria kunnen ook andere gronden aanwezig zijn waarop een vergunning, na afweging geweigerd of verleend kan worden. In de praktijk doen zich namelijk altijd situaties voor die om maatwerk vragen.

    Tussen verschillende criteria, zoals landschappelijke waarde, beeldbepalende waarde en cultuurhistorische waarde, zit een behoorlijke overlap. Zo kan een boom zowel van cultuurhistorisch belang zijn, alsook van landschappelijk belang.

    De afweging van de belangen van het behoud en de belangen van velling van de boom vindt in elk geval plaats door toetsing aan onderstaande criteria, op basis van het uitgangspunt ‘Nee, tenzij’.

    De redenen om een kapvergunning te weigeren zijn (Nee):

    • a.

      De natuurwaarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

      • -

        de boom een schuil-/broedplaats biedt aan fauna,

      • -

        de boom foerageergelegenheid biedt aan fauna,

      • -

        de boom huisvesting biedt aan beschermde flora,

      • -

        de boom op zichzelf natuurwaarde heeft (onderdeel van: bos, gemeentelijke en/of landelijke verbindingszone, EHS) en aan die natuurwaarde wordt afbreuk gedaan wanneer de boom wordt gekapt (natuur- en landschapsplan, bestemmingen in bestemmingsplannen).

    • b.

      De landschappelijke waarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

      -De boom typerend is voor de lokale omstandigheden, bepaald door bodemgesteldheid, waterhuishouding, cultuurhistorie e.d. (lanen, restant bosje, houtwal, solitaire boom).

    • c.

      De waarde van de boom voor stads- en dorpsschoon. Hiervan is in ieder geval sprake als;

      • -

        de boom een onderdeel is van een beschermd stads-/ dorpsgezicht (Wilhelminapark en Het Slot e.o.),

      • -

        de boom een onderdeel is van een rijksmonument,

      • -

        de boom een onderdeel is van een gemeentelijk monument of monumentale structuur,

      • -

        de boom bijzonder en/of zeldzaam is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort),

      • -

        de boom een onderdeel is van het straat-/ laan-/ wijkbeeld, zoals beschreven in GSP en Beeldkwaliteitsplan.

    • d.

      De beeldbepalende waarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

      • -

        de boom onderdeel is van de hoofd-groenstructuur, zoals aangegeven op samenvattingskaart groenbeleid (zie bijlage 1),

      • -

        de boom onderdeel is van het straat-/ laan-/wijkbeeld, zoals beschreven in GSP en Beeldkwaliteitsplan (dan wordt niet naar tuin op zich gekeken (in geval particulier) maar naar totale straatbeeld),

      • -

        de boom karakteristiek is voor een wijk (zoals aangegeven in GSP),

      • -

        de boom karakteristiek is voor de plek (ensemblewaarde).

    • e.

      De cultuurhistorische waarde van de boom. Hiervan is in ieder geval sprake als;

      • -

        de boom beschreven is binnen een monumentale structuur,

      • -

        de boom aangewezen is als onderdeel van gemeentelijk of rijksmonument,

      • -

        de boom voldoet aan de criteria voor aanwijzing als beschermwaardige boom (par.4.2).

    • f.

      De waarde voor de leefbaarheid van de boom. Er wordt in ieder geval gekeken naar/of;

      • -

        de conditie van boom,

      • -

        de stabiliteit/ breukvastheid (wortelstelsel/stam/kroon) van de boom,

      • -

        de boom een onlosmakelijk onderdeel van het geheel vormt (stabiliteit; bijv. ineen gegroeide kronen).

    Een kapvergunning kan om onderstaande redenen verleend worden (tenzij):

    • 1.

      Ten behoeve van de duurzame instandhouding van een (monumentale) groenstructuur (verjonging).

    • 2.

      Veiligheidsredenen. Hiervan is in ieder geval sprake als;

      • -

        de boom ziek is (fatale aandoening),

      • -

        zich situaties voordoen waarbij noodkap vereist is, zie par.2.6 (bijv. omvalgevaar aangetaste of dode boom, besmettelijke ziekte).

      • -

        de boom vormt een veiligheidsrisico en dat risico is niet door middel van snoei weg te nemen, wegens bijvoorbeeld een slechte aanhechting, gevaarlijke plakoksel etc..

    • 3.

      Door kap van één of meer bomen kan de achterblijvende bo(o)m(en) uitgroeien tot een volwaardig exemplaar.

    • 4.

      Boom veroorzaakt schade aan bebouwing/riool/gresbuizen etc. Dit is op zich niet een reden om te verlenen, het is alleen een geldige reden als aan de onderhoudsplicht voor riool/gresbuizen e.d. (bijv. tegen gaan /voorkomen scheurtjes in rioolbuis; een wortel groeit over het algemeen nooit in een in tact zijnde buis) is voldaan.

    • 5.

      Boom is te groot voor de tuin (zie par.2.3.1).

    • 6.

      Zeer slechte conditie van de boom (de boom is zodanig verzwakt dat hij geen overlevingskansen heeft).

    • 7.

      Dunning (zie par.2.3.1).

    • 8.

      Geen andere oplossing mogelijk voor bouwen, wegreconstructies, bodemsanering etc. (zie par. 6.3).

    • 9.

      Verplaatsen van de boom.

2.3.3 Bezwaar en beroep

  • Ingevolge het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende en/of de aanvrager tegen het besluit op de aanvraag kapvergunning een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

    De ingediende bezwaren worden behandeld door de Awb Hoor- en Adviescommissie van de gemeente Zeist. Deze commissie toetst de gevolgde procedure en het genomen besluit aan het beleid. Daarbij wordt tevens duidelijk gekeken of de reden van het bezwaar op het genomen besluit om de kapvergunning te weigeren hetzelfde is als de reden van de aanvraag. Bijvoorbeeld; de kapvergunning wordt aangevraagd omdat de boom dood is. Bij de beoordeling blijkt dat de boom niet dood is. Het komt voor dat vervolgens bezwaar gemaakt wordt en dat dan het argument wordt gebruikt dat de boom overlast veroorzaakt. Bij de beoordeling is hieraan niet getoetst. Wanneer zo’n nieuwe reden voor aanvraag boven tafel komt, zal de kapaanvraag opnieuw beoordeeld worden door de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer.

2.3.4 Legeskosten

  • Tot op heden werd voor het in behandeling nemen van de aanvraag om kapvergunning 15,90 euro in rekening gebracht. Dit betekent dat voor een vergunningaanvraag van 20 bomen ook maar 15,90 euro wordt berekend. Deze opbrengsten wegen echter niet op tegen de gemaakte kosten voor de behandeling van een aanvraag voor 20 bomen. Een betere oplossing zou zijn om de legeskosten af te laten hangen van het aantal bomen en per vergunning. In het kader van de voorjaarsnota (juni 2004) zijn reeds tariefsverhogingen doorgevoerd. Het tarief voor kapvergunningen is verhoogd naar 50 euro per aanvraag en 10 euro per boom.

2.4 Voorkomen voortijdige kap van bomen

  • Na verlening van de kapvergunning kan pas van de kapvergunning gebruik worden gemaakt als gedurende de bezwaartermijn van 6 weken geen bezwaar is gemaakt. Het indienen van een bezwaar heeft een opschortende werking. Er mag pas gebruik worden gemaakt van de vergunning als op het bezwaar is beslist.

    Het is tevens van belang om standaard in de vergunning op te nemen dat van de kapvergunning pas gebruik kan worden gemaakt, als de vergunning voor de activiteit waarvoor de boom gekapt moet worden, verleend is. Dat wil dus zeggen dat pas gekapt mag worden als bijvoorbeeld de bouwvergunning verleend is.

    Om voortijdige kap van beschermwaardige bomen (o.a. in groen- en/of monumentale structuur) en/of in het geval van zeer grootschalige kap waarvoor een vergunning wordt verleend te voorkomen, kan het college besluiten bij gemeentelijke projecten of adviseren aan derden dat een kapvergunning wordt verleend onder de voorwaarde van feitelijk niet gebruik tot het moment van onherroepelijk zijn van de vergunning. Dit zal bijvoorbeeld gebeuren bij kapzaken die zeer gevoelig liggen in de samenleving. Dit is des te meer van belang omdat bomen, anders dan bouwwerken, niet in de oude staat kunnen worden teruggebracht.

    In de vergunning wordt de vergunninghouder een aanzegplicht opgelegd. Dit betekent dat 3 dagen voor de voorgenomen kap dit gemeld moet worden aan de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer. Deze controleert of daadwerkelijk tot kap kan worden overgegaan, bijvoorbeeld in relatie tot gemaakte bezwaren.

2.5 Beschermingsvoorwaarden

  • Om te voorkomen dat bij werkzaamheden (het leggen van kabels en leidingen, bouwen etc.) nabij of aan bomen te veel en/of onherstelbare schade wordt toegebracht, moeten beschermingsvoorwaarden in bestekken en vergunningen opgenomen worden. Dit gebeurt bij gemeentekwesties nu doorgaans al (zie par. 5.4).

    In het geval van een openbaar telecommunicatienetwerk ligt het anders. De telecommunicatiewet artikel 5.8 stelt dat een ieder die rechthebbende is van een boom verplicht is deze op schriftelijk verzoek van de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk binnen twee weken op te snoeien dan wel de wortels of takken daarvan in te korten, voor zover deze redelijkerwijs hinderlijk zijn of worden voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van de in dit artikel bedoelde netwerken.

    De gemeente kan wel regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering, zoals het boren van leidingen en bovengenoemde beschermingsvoorwaarden. Wanneer er schade ontstaat aan bomen kan hiervoor een schadevergoeding worden gevorderd. Deze schadevergoeding moet gebruikt worden voor het herstellen van de situatie. Is dit niet op korte termijn mogelijk dan moet de schadevergoeding gestort worden in het bomenfonds.

    Indien het gaat om het aanleggen van een openbaar telecommunicatienetwerk in een monumentale structuur, een monumentaal terrein of in rijksmonument dan moet een monumentenvergunning of -advies aangevraagd worden. Het gaat hier namelijk om twee verordeningen en die zijn gelijkwaardig.

2.6 Noodkapprocedure

  • Bij bomen die een besmettingsgevaar vormen of in een zodanige slechte staat verkeren dat zij direct/acuut gevaar opleveren voor de omgeving wordt na overleg met de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer overgegaan tot noodkap en na het verlenen van een schriftelijk besluit noodkap overgegaan tot kap. Indien de boom gelegen is in een monumentale structuur (gemeentelijk en rijks) of bij een monument, wordt tevens, voordat overgegaan wordt tot kap, contact opgenomen met de secretaris van de monumentencommissie. De procedure wordt in paragraaf 5.3 uitgebreider beschreven (zie ook bijlage 10). Bij de beoordeling wordt ook terdege rekening gehouden met de ecologische kwaliteiten van de boom.

    De procedure voor noodkap zal in de bomenverordening vastgelegd worden.

2.7 Handhaving

  • Het toezicht houden op naleving van de APV (o.a. illegale velling), besteksvoorschriften, vergunningsvoorwaarden en herplantverplichtingen en de handhaving hiervan moet worden geïntensiveerd. In Zeist doet de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer de handhaving van alle APV afdelingen. Op dit moment is er echter te weinig ruimte (tijd) in het takenpakket om voldoende aan handhaving toe te komen. Terwijl het maken van dit beleid slechts zin heeft als ook de handhaving functioneert.

    Illegale kap

    In de volgende gevallen is sprake van illegale velling:

    • 1.

      Het zonder vergunning vellen van boom met een diameter vanaf 20 cm op 1,30 m boven maaiveld,

    • 2.

      Te zware of ondeskundig uitgevoerde snoei (zie 2.3.1),

    • 3.

      Als een handeling de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg heeft,

    • 4.

      Het zonder vergunning verplanten van een boom.

    De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer kan op basis van artikel 1.4 en hoofdstuk 6 van de APV de politie inschakelen, deze legt dan een boete op. De gemeente treedt hierbij bestuursrechtelijk op (zie hoofdstuk 8).

    Naast de boete is het ook mogelijk een herplantplicht op te leggen (par. 3.2), of een storting in het bomenfonds te laten doen (par. 3.3).

2.8 Conclusie

  • Zoals in dit hoofdstuk is gebleken, spelen met betrekking tot vergunningverlening en handhaving verschillende aspecten een rol. De belangrijkste aspecten zijn:

    • -

      de kapvergunningplichtige grens wordt opgetrokken tot een diameter vanaf 20 cm. op 1.30 meter boven maaiveld,

    • -

      dunning wordt vergunningsplichtig,

    • -

      alleen in uitzonderingsgevallen wordt een kapvergunning verleend voor beschermwaardige bomen,

    • -

      de criteria uit de beleidsregels voor kapvergunningaanvragen; de criteria worden in deze beleidsnota aangescherpt en vastgelegd. De uitwerking van de criteria draagt bij aan een betere, meer consequente, onderbouwde beoordeling van de aanvraag om kapvergunning,

    • -

      bij een aanvraag om kapvergunning voor een boom waarvoor een advies van de monumentcommissie nodig is, wordt de procedure verandert. De monumentencommissie geeft als eerste advies, waarna de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer dit advies bij zijn beoordeling van de aanvraag om kapvergunning kan betrekken en een geïntegreerde afweging kan maken,

    • -

      alleen voor dode/terminale/onstabiele/besmettelijk zieke bomen die een direct gevaar vormen wordt noodkap toegestaan.

    In bijlage 6 wordt de normale procedure kapvergunningen, zoals in deze beleidsnota is beschreven, zeer eenvoudig puntsgewijs weergegeven.

3. Herplantplicht en Bomenfonds

3.1 Inleiding

Op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan een verplichting tot herplant worden opgelegd. Dit kan bij het verlenen van een kapvergunning of na constatering van beschadiging van één of meerdere bomen of bij illegale velling (aanschrijvingsbeleid).

In de huidige praktijk komen daarbij vier aandachtspunten naar voren:

  • 1.

    De beslissingom wel of geen herplantplicht op te leggen kent een grote mate van beleidsvrijheid;

  • 2.

    Het is niet eenduidig welke eisen er aan een eventuele herplant moeten worden gesteld. Met andere woorden: ook de opgelegde herplant kent een grote mate van beleidsvrijheid;

  • 3.

    In sommige gevallen zou het gewenst zijn een herplantplicht op te leggen, maar is dit fysiek niet mogelijk (bijvoorbeeld bij onvoldoende ruimte). Er zijn in de huidige situatie geen andere vormen van compensatie mogelijk;

  • 4.

    De (financiële) waarde van bomen wordt niet altijd voldoende onderkend.

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de bovenstaande aandachtspunten en waar nodig voorstellen gedaan voor aanvullingen op het beleid.

3.2 Herplantplicht

3.2.1 Wanneer herplantplicht?

In de regeling in de APV wordt in art.4.5.5. lid 1 gezegd dat aan een vergunning het voorschrift kan worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de aanwijzingen van het college moet worden herplant. Een boom vertegenwoordigt vele waarden (ecologisch, cultuurhistorisch, landschappelijk etc.) om deze te handhaven is herplant gerechtvaardigd. De herplant is er op gericht de situatie te herstellen. In de bomenverordening blijft de kan-bepaling gehandhaafd. Herplant kan en mag echter niet willekeurig opgelegd worden. Hieronder worden daarom de uitgangspunten voor herplant beschreven.

Het college legt in ieder geval een herplantplicht op in het geval van;

  • a.

    beschermwaardige bomen;

  • b.

    in bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter, zoals aangegeven op de bij de bomenverordening horende kaart N1, bij een diameter vanaf 20 cm.;

  • c.

    bomen met een diameter vanaf 35 cm.

Ad.A) Voor beschermwaardige bomen wordt een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met omtrek 20-25 cm. of met een hoogte van 2,50 – 3,00 meter.

Ad.B) In bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter wordt voor inheemse soorten een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met omtrek 20-25 cm. of met een hoogte van 2,50–3,00 meter. Voor exoten wordt bij de herplantplicht hetzelfde aantal bomen van een inheemse soort opgelegd.

Wanneer er in een bostuin (bijv. Austerlitz, Bosch en Duin en Den Dolder) sprake is van dunning wordt geen herplantplicht opgelegd, want het kappen van de boom komt de resterende bomen immers ten goede.

Ad.C) Voor bomen met een diameter vanaf 35 cm. wordt een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met een van omtrek 18-20 cm. of met een hoogte van 1,50-2,00 meter.

Wordt een kapvergunning aangevraagd in verband met een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan en kunnen er geen nadere eisen gesteld kunnen worden en/of kan het bouwplan niet op een andere wijze gerealiseerd worden, dan wordt er voor de op het terrein aanwezige te kappen beschermwaardige bomen één op één een herplantplicht opgelegd. Voor de overige kapvergunningplichtige bomen (v.a. 20 cm) wordt een kwalitatieve herplantplicht opgelegd. Bijvoorbeeld in het geval van een groot project wordt inde bouwvergunning vastgelegd dat geïnvesteerd moet worden in het openbaar groen, zoals het aanleggen van lanen, plantsoenen e.d.. Eén en ander zal per geval maatwerk zijn.

Bij een herplantplicht wordt tevens geëist dat de vergunninghouder de ondergrondse omstandigheden op de standplaats van de te herplanten boom optimaliseert. De meest voorkomende maatregelen zijn het verwijderen van wortels, stobben frezen, spitten, grondverbeteraar aanbrengen en de bodem een jaar rust geven voor de boom geplant kan worden.

Wanneer niet feitelijk kan worden herplant dan moet een compensatiebedrag voor de herplantplichtige boom in het bomenfonds gestort worden. Zie hiervoor paragraaf 3.3.

In onderstaande paragraaf staan de overige richtlijnen voor herplant beschreven. Op basis van deze richtlijnen kan soms van de hierboven beschreven uitgangspunten worden afgeweken.

3.2.2 De opgelegde herplant

Richtlijnen versus beleidsvrijheid

Het is wenselijk om ten aanzien van de herplant meer dan nu het geval is algemene richtlijnen op te stellen. De opgelegde herplant is echter dermate situatieafhankelijk (plantplaats, standplaats), dat het opstellen van algemene richtlijnen moeilijk is. De hieronder geschetste richtlijnen zijn dan ook niet absoluut, er kan dus als de situatie daar om vraagt van af geweken worden.

Type herplant

Ten aanzien van het type herplant kunnen de volgende richtlijnen worden geformuleerd:

  • *

    Er kunnen bij de herplant eisen gesteld worden aan de soort. In principe wordt uitgegaan van herplant van dezelfde soort. Indien er geen cultuurhistorische enz. redenen zijn die een bepaalde soort vereisen gaat, op basis van het Groen Structuur Plan, de voorkeur uit naar streekeigen/ inheemse boomsoorten. Wijziging van soort dient wel gemotiveerd te worden.

  • *

    Als de boom geveld wordt vanwege overlast (bijv. kleine tuin) kan bij de herplant gekozen worden voor een soort met een andere habitus (bijv. zuilvormig of kleiner).

Van de bovenstaande richtlijnen kan worden afgeweken om redenen van ecologie, landschap, cultuurhistorie, groeiplaats/ locatie of gewijzigde inzichten m.b.t. het type beplanting. Dit moet dan wel worden beargumenteerd.

Overige eisen aan de herplant

  • 1.

    Naarmate een boom ouder wordt, wordt het steeds moeilijker om de kwalitatieve eis van ‘het vervullen van dezelfde functies op korte termijn’ te realiseren. Immers, voor een boom van bijvoorbeeld 60 jaar oud duurt het enkele tientallen jaren voordat een vervangende jongere boom hetzelfde beeld geeft en dezelfde functies vervult. Dit is slechts tot op bepaalde hoogte te ondervangen door bij herplant te kiezen voor een boom met een aanzienlijke diameter (herplant van oudere bomen). Vandaar dat ook een kwantitatieve eis wordt opgenomen: een oudere boom die is verdwenen of is beschadigd dient bij herplant te worden vervangen door meerdere jonge bomen. Dit hangt samen met punt 2 en 3. De waarde van de oudere boom bepaalt de herplant (zie hierboven onder type herplant).

  • 2.

    Door het herplanten van meerdere kleine bomen wordt de beeldkwaliteit die door de kap verloren is gegaan min of meer meteen hersteld. In deze gevallen is het wel noodzakelijk om na een aantal jaren te dunnen. De resterende bomen hebben dan de mogelijkheid om door te groeien en volwassen te worden.

  • 3.

    Om te voorkomen dat de bomen zo dicht op elkaar worden geplant dat te verwachten is dat op termijn één of meerdere herplantte bomen uit zullen vallen is het van belang de volgende eis aan de herplant te verbinden: De geplante bomen dienen een zodanige plantafstand tot elkaar en tot andere bomen of objecten te hebben dat een normale ontwikkeling mogelijk is c.q. ze tot volle wasdom kunnen komen. Dit betekent dat 1 boom niet altijd feitelijk vervangen kan worden door 4 kleinere bomen te planten.

Deze eis opvolgende kunnen in sommige gevallen niet alle bomen van de herplantplicht herplant worden (herplant van 4 bomen opgelegd, maar er kunnen maar 2 bomen daadwerkelijk geplant worden, dan blijven er nog 2 bomen over). De herplantplicht blijft dan hetzelfde, maar het aantal bomen dat niet feitelijk herplant kan worden moet gecompenseerd worden door financiële compensatie in het bomenfonds (zie par. 3.3.2).

  • 4.

    Voor het overleven van nieuw geplante bomen is het van belang dat ze voldoende water krijgen en dat er voldoende lucht in de bodem zit voor de wortels. Hiervoor wordt vaak een plastic buis gebruikt. Er moet tevens op gelet worden dat het plantgat niet te klein is en dat de bestrating of het asfalt niet te dicht op de stam ligt. Daarbij is het soms ook nodig om in het kader van de herplantplicht de standplaats te verbeteren (bijvoorbeeld grondverbeteraar).

Bescherming van de herplantte bomen

In de praktijk wordt bij een herplant de verplichting opgelegd dat bij uitval binnen 5 jaar opnieuw dient te worden herplant. Na deze 5 jaar hebben de herplante bomen (afhankelijk van de zwaarte bij herplant en de groeisnelheid) niet altijd de kapvergunningsplichtige grens van 20 cm bereikt. In de regeling in de APV is dan ook als aanvulling opgenomen dat herplantte bomen ongeacht de diameter kapvergunningsplichtig zijn. Er wordt een lijst van herplantte bomen bijgehouden door de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer. De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer houdt eveneens toezicht op het naleven van de herplantplicht, inclusief de nazorg van 5 jaar. In de vergunning wordt opgenomen dat men voor 1 april van het komende jaar moet herplanten. Na 1 april wordt hierop gecontroleerd. Heeft men niet aan de herplantplicht voldaan, dan wordt men verzocht dit alsnog voor 1 november te doen. Voldoet men hier vervolgens ook niet aan dan volgt bestuursdwang (de gemeente voert herplant uit op kosten van de zakelijk gerechtigde) en een boete omdat men niet aan de voorwaarden van de vergunning heeft voldaan.

3.3 Het bomenfonds

3.3.1 Wat is een bomenfonds?

Een bomenfonds is een fonds, dat specifiek is bedoeld om de mogelijkheid van financiële compensatie te bieden voor beschadigde of gevelde bomen in de situatie dat (volledige) fysieke compensatie (herplant) niet mogelijk is. Voorbeeld: er is op basis van beleidsuitgangspunten een herplantplicht opgelegd van 2 bomen, er is ruimte voor maar 1 boom, dan moet de andere boom financieel gecompenseerd worden. De financiële compensatie wordt door de zakelijk gerechtigde in het bomenfonds gestort.

Het voordeel van het introduceren van financiële compensatie is dat meer dan tot op heden, de vervanging van gevelde en beschadigde bomen is gegarandeerd. Een ander, niet onbelangrijk, voordeel is dat door het inzichtelijk maken van de waarde van de bomen en het verbinden van financiële consequenties aan kap of beschadiging extra bescherming is gewaarborgd. Een zakelijk gerechtigde zal zich eerder bedenken om een boom ook daadwerkelijk te kappen.

Het opleggen van een financiële compensatie is echter alleen juridisch afgedekt, wanneer een separaat fonds bestaat dat uitsluitend en aantoonbaar voor bovengenoemd doel wordt gebruikt. Een voorwaarde bij een dergelijk fonds is dat het geld ook weer ten goede komt aan de ontwikkeling van het bomenbestand binnen de gemeente (jurisprudentie)1 (Bomen en Wet, p.109).

De groenbeheerder wordt de budgetbeheerder van het fonds. Verzoeken om geld uit het fonds aan te wenden voor het planten van bomen moeten schriftelijk ingediend worden bij de groenbeheerder.

Vervolgens adviseert de groenbeheerder het college minimaal één keer per jaar over de besteding van de gelden uit het fonds. De groenbeheerder kan zelf ook voorstellen voor ‘nieuwe bomen’ doen. In alle gevallen wordt een voorstel voor besteding van geld uit het bomenfonds ter goedkeuring aan het college van B&W voorgelegd.

( ABRS 15.9.1994 (Van Vught/Gem. Vierlingsbeek; Ro3.91.4941) waarin nadrukkelijk bevestigd ARRS 18.10.1990 nr. R03.88.2801, JBR respectievelijk ABRS 1 februari 1995, MenR, nr.111 m. nt. Bakker.)

3.3.2 Wanneer is financiële compensatie wel of niet aan de orde?

Het uitgangspunt van het gemeentelijk bomenbeleid is het zoveel mogelijk sparen van de bomen of anders zoveel mogelijk feitelijke herplant op dezelfde locatie.

Financiële compensatie middels het bomenfonds komt pas op het laatste moment in beeld. Met nadruk wordt er op gewezen dat het bomenfonds niet is bedoeld als aanvullende financiering van het bomenbeleid of -beheer, maar als compensatiefonds om te vellen bomen opnieuw binnen de gemeente te kunnen herplanten.

Pas wanneer is gebleken dat feitelijke herplant niet mogelijk is, is financiële compensatie via het bomenfonds aan de orde.

Dit betekent dat in de volgende gevallen een financiële compensatie via het bomenfonds kan worden opgelegd (zie ook tabel 2):

  • *

    In het geval van een illegale velling (naast de boete):

  • -

    Als bij een illegale velling de gevraagde kapvergunning niet zou zijn verleend, wordt een herplantplicht opgelegd. Wanneer aan de feitelijke herplant niet (volledig) kan worden voldaan, wordt vervolgens een (aanvullende) financiële compensatie opgelegd.

  • -

    Als bij een illegale velling alsnog een kapvergunning zou zijn verleend, maar er zou ook een herplantplicht zijn opgelegd, wordt een herplantplicht opgelegd. Wanneer aan de feitelijke herplant niet (volledig) kan worden voldaan, wordt vervolgens altijd een (aanvullende) financiële compensatie opgelegd.

  • *

    Als een aanvraag om kapvergunning is gedaan:

  • -

    Financiële compensatie is aan de orde wanneer bij vergunningverlening een herplantplicht is opgelegd en er niet voldoende ruimte is om (volledig) te voldoen aan de opgelegde herplantplicht.

Financiële compensatie is in ieder geval niet aan de orde wanneer er geen herplantplicht wordt opgelegd. Dit is ook het geval, als bij een illegale velling een kapvergunning zou zijn verleend, zonder herplantplicht.

In tabel 2 is een overzicht opgenomen van situaties waarin financiële compensatie wel en niet aan de orde is.

Tabel 2: Overzicht van situaties waarin een herplantplicht en financiële compensatie wel en niet aan de orde zijn.

Herplantplicht

Financiële compensatie

Illegale velling

Kapvergunning zou niet zijn verleend

Ja

Ja, als er niet voldoende ruimte is om te voldoen aan de herplantplicht

Kapvergunning zou zijn verleend, een herplantplicht zou niet zijn opgelegd

Nee

Nee

Kapvergunning zou zijn verleend en een herplantplicht zou zijn opgelegd

Ja

Ja, als er niet voldoende ruimte is om te voldoen aan de herplantplicht

Kapaanvraag beschermwaardige boom

Slechts verlening als (zie bijlage 11); - gevaarlijk

e.ziekte

f.duurzame instandhouding

ja

ja, als er niet voldoende ruimte is om te voldoen aan de herplantplicht

Kapaanvraag

Vergunning verleend

Ja

Ja, als er niet voldoende ruimte is om te voldoen aan de herplantplicht

Kapaanvraag

Vergunning verleend

Nee

Nee

3.3.3 Aan wie kan een financiële compensatie worden opgelegd?

Iedereen aan wie een herplantplicht kan worden opgelegd, komt in principe in aanmerking voor het opleggen van financiële compensatie via het bomenfonds. Dit zijn onder meer de volgende personen en instellingen:

  • -

    Particulieren;

  • -

    Projectontwikkelaars;

  • -

    Overheden.

3.3.4 Waarvoor kan het geld uit het gemeentelijk bomenfonds worden gebruikt?

Een bomenfonds is alleen juridisch afgedekt wanneer de besteding een directe relatie heeft met de herkomst van de gelden. De bedragen gestort in het bomenfonds mogen slechts worden gebruikt ten behoeve van de uitbreiding en handhaving van de in de gemeente bestaande houtopstanden. Dit betekent dat het bomenfonds kan worden aangewend voor de feitelijke aanplant van nieuwe bomen door en binnen de gemeente Zeist.

Het geld uit het fonds zal onder andere worden besteed aan de versterking van de groenstructuren en het benadrukken van beeldbepalende plekken.

Het fonds is niet bedoeld om subsidies aan particulieren te verstrekken. De gemeente kan echter wel besluiten te investeren in bomen op particulier terrein of bij particuliere projecten. Dit natuurlijk in overleg met de eigenaar van het perceel. De toekomstige kosten, bijv. onderhoudskosten, zijn namelijk voor rekening van de eigenaar van het perceel.

De bomen die uit het fonds herplant worden, worden op een lijst geregistreerd. Deze bomen worden bij een kapaanvraag vervolgens behandeld als beschermwaardige bomen.

3.3.5 Hoe wordt de hoogte van de financiële compensatie berekend?

De financiële compensatie die moet worden opgelegd, wordt berekend op basis van de Richtlijn NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen) – de zogenaamde verbeterde Methode Raad. Deze methode geeft de mogelijkheid om de waarde van een boom uit te drukken in een geldbedrag. Daarbij wordt rekening gehouden met de standplaats van de boom, de gezondheidstoestand e.d.. De methode is gebaseerd op de vervangingswaarde van de boom. De richtlijn van de NVTB (methode Raad) is de enige algemeen geaccepteerde methode in Nederland om de waarde van een boom te berekenen en wordt voor het bepalen van de financiële waarde van bomen gebruikt door een groot aantal gemeenten (o.a. ter bepaling van boomschade en compensatie). De methode wordt regelmatig geactualiseerd en jaarlijks financieel geïndexeerd.

Omdat het bij het storten van een compensatiebedrag in het bomenfonds bij een normale kapvergunning niet gaat om een boete, zijn de te storten compensatiebedragen afgestemd op de kosten die gemoeid zijn bij het planten van een boom. Dit wil zeggen dat er een inschatting is gemaakt van de maximale kosten die gemaakt worden bij het planten van een boom in het kader van de herplantplicht.

Voor een herplantplicht van een boom vanaf 35 cm wordt bij een storting in het bomenfonds een compensatiebedrag van maximaal 250 euro opgelegd. Voor beschermwaardige bomen en in bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter geldt een maximum van 1000 euro.

3.4 Conclusie

Op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan een verplichting tot herplant worden opgelegd. Dit kan bij het verlenen van een kapvergunning of na constatering van beschadiging van één of meerdere bomen (aanschrijvingsbeleid). In dit hoofdstuk zijn een aantal algemene richtlijnen opgesteld waaraan een herplant zou moeten voldoen. De belangrijkste richtlijn is dat de herplant afhankelijk is van de waarde van de te kappen of reeds gekapte boom.

Daarnaast wordt in dit hoofdstuk voorgesteld om een gemeentelijk bomenfonds op te stellen om de mogelijkheid te bieden voor financiële compensatie van beschadigde of gevelde bomen in de situatie dat (volledige) fysieke compensatie (herplant) niet mogelijk is.

4. Beschermwaardige bomen

4.1 Inleiding

Het huidige bomenbestand in de gemeente Zeist is van groot belang voor het karakter en de beleving van de gemeente en het woonklimaat. Binnen dit bomenbestand zijn veel beschermwaardige bomen aanwezig. Beschermwaardige bomen zijn bomen die van extra groot belang zijn door de waarde die zij vertegenwoordigen op het gebied van cultuurhistorie, ecologie, beleving of andere waarden (bijv. gedenkboom). Om voldoende verzekerd te zijn van het behoud van deze bomen is naast de algemene bepalingen in de bomenverordening een sterker beschermingsregime wenselijk. Dit kan in de bomenverordening geregeld worden.

4.2 Criteria voor bepalen beschermwaardige bomen

Om te bepalen of een boom als beschermwaardig behandeld dient te worden bij een aanvraag om kapvergunning wordt de boom getoetst aan heldere en eenduidige criteria. De onderstaande criteria, voorwaarden en toelichtingen zijn niet uitputtend. Er is wel geprobeerd alle veelvoorkomende criteria te benoemen, maar er zouden zich situaties kunnen voordoen, waarbij het behandelen van een boom als beschermwaardig gewenst is, maar dit niet wordt ondervangen door de onderstaande criteria. De verwachting is echter dat een dergelijke situatie zich niet snel zal voordoen.

Bomen kunnen bij de beoordeling van de aanvraag om kapvergunning als beschermwaardige bomen aangemerkt worden als ze voldoen aan criterium a of b en aan twee van de overige criteria:

  • a.

    leeftijd is minimaal 80 jaar;

  • b.

    de boom maakt deel uit van een beschermde monumentale structuur, een beschermd dorpsgezicht of een monument (ook vervangende jonge bomen; voor de duurzame instandhouding van de monumentale structuur of monument);

  • c.

    de boom is onvervangbaar voor het karakter van de omgeving: zonder de boom is de omgeving niet meer compleet: hierin spelen de begrippen “ensemble-waarde” en cultuurhistorische waarde mee;

  • d.

    de boom is van Zeister belang: typerend voor de Zeister situatie of zeldzaam in de Zeister situatie (zoals boslandschap, buitenplaatsen, weidelandschap e.d.; vaak gerelateerd aan landschapskenmerken);

  • e.

    verschijning is beeldbepalend: de boom is een blikvanger in de omgeving;

  • f.

    de boom maakt deel uit van de hoofd-groenstructuur zoals beschreven in het bij de toepassing van deze verordening laatst bekende gemeentelijke groenstructuurplan;

  • g.

    de boom is wetenschappelijk van grote waarde, omdat het een bijzonder zuivere vertegenwoordiger van één soort betreft (genenreservoir);

  • h.

    de boom is dendrologisch van grote waarde, vanwege soort en variëteit in combinatie met leeftijd, grootte en zeldzaamheid;

  • i.

    de boom is cultuurhistorisch waardevol;

  • j.

    onderdeel van de ontworpen parkaanleg bij een buitenplaats;

  • k.

    onderdeel van een zichtas;

  • l.

    herdenkingsboom; geplant ter gelegenheid van een belangrijke gebeurtenis (bijvoorbeeld geboorte vaneen prins of prinses, een huwelijk, een jubileum); deze bomen zijn vaak ook geadopteerd, bijvoorbeeld door een school;

  • m.

    markeringsboom; geplant ter markering, zoals grensbomen in het agrarisch gebied, of bakenbomen langs de rivieren; heeft te maken met de nederzettingsgeschiedenis;

  • n.

    kruis/ kapelboom; geplant naast een kapel of kruisbeeld om de locatie te benadrukken;

  • o.

    boom met een bijzondere snoeivorm, bijvoorbeeld kunstsnoeivorm of oude doorgegroeide hakhoutstoven;

  • p.

    bijzondere groeivorm als gevolg van natuurlijke oorzaken bijvoorbeeld twee- of meerstammig;

  • q.

    de boom is van een grote waarde omdat het een bijzonder ras is, bijvoorbeeld de sterappel.

Indien een boom is geplant met geld uit het Bomenfonds, dient deze boom bij de beoordeling van de aanvraag om kapvergunning als beschermwaardige boom aangemerkt te worden.

4.3 Bescherming, beleid, beheer en onderhoud

4.3.1 Beleid

In het Groen Structuur Plan (GSP) zijn de monumentale lanen en parken opgenomen in de hoofdgroenstructuur (bijv. de Stichtse Lustwarande) voor Zeist. De hoofdgroenstructuur bestaat uit de groene structuren die van belang zijn voor het karakter en identiteit van Zeist, zoals de monumentale, ecologische en landschappelijke structuur. Deze hoofdgroenstructuur is op kaart vastgelegd (Bijlage 1), zodat bij de beoordeling van een aanvraag om kapvergunning snel duidelijk wordt of een boom tot de hoofdgroenstructuur behoort. In het GSP en Beeldkwaliteitsplan is een duidelijk beeld geschetst van het belang van het groen per wijk. Het huidige GSP (1993) wordt omgezet in een digitaal (tekst)systeem (Microsoft Access), waardoor het mogelijk wordt om per straat gegevens te bekijken.

4.3.2 Hoe zijn en kunnen beschermwaardige bomen worden beschermd?

Iedere boom met een diameter vanaf 20 cm is kapvergunningsplichtig. Bij een aanvraag om kapververgunning wordt vervolgens een afweging gemaakt tussen het belang van de burger bij kap versus de waarde van de boom.

Voor beschermwaardige bomen zal in de regel geen kapvergunning worden verleend, tenzij:

  • a.

    De boom dood is en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

  • b.

    De boom een dodelijke boomziekte of aantasting heeft en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

  • c.

    Het vellen van de boom noodzakelijk is ten behoeve van duurzame instandhouding van een monumentale structuur, een laan of een monument;

  • d.

    De boom moet wijken voor een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan (zie par. 6.3).

Voor bomen die onderdeel uitmaken van een (rijks)monument moeten de gemeentelijke monumentencommissie en/of de rijksdienst voor de monumentenzorg altijd een advies uitbrengen aan het college.

In geval van schade aan of velling van een beschermwaardige boom zal altijd een herplantplicht opgelegd worden. Wanneer een feitelijke gelijkwaardige herplant niet (volledig) mogelijk is, dient een deel van de herplant door financiële compensatie in het bomenfonds gecompenseerd te worden.

Voor beschermwaardige bomen is ook extra fysieke bescherming wenselijk. Die bescherming dient in de besteksvoorwaarden opgenomen te worden. De bescherming geldt zowel bovengronds als ondergronds. Dit houdt in dat in en onder de kroonprojectie geen handelingen mogen plaatsvinden die schadelijk zijn voor de boomkroon, de stam en/of de wortels. De bescherming geldt voor de bij de boomsoort behorende afmeting voor kroon en wortelzone, plus 2 meter daarbuiten. Uitgezonderd bomen in het wegprofiel.

De in de inleiding beschreven beschermwaardige bomen dienen daarnaast extra bescherming te krijgen door een duidelijke(r) omschrijving in bestemmingsplannen. Het is van belang om in bestemmingsplannen binnen de bestemming beeldbepalend groen aan te duiden wat precies het beschermwaardige is binnen de bestemming. Daarbij moet rekening gehouden met de ruimte die de boom nodig heeft; groeiplaats en kroonprojectie. Vigerende bestemmingsplannen wijzigen is echter een omvangrijke opgave, die gepaard gaat met hoge kosten, lange procedures en mogelijke schadeclaims. Het starten van wijzigingsprocedures is niet realistisch. Wel is het zinvol om bij nieuwe bestemmingsplannen en bij de herziening van verouderde plannen de beschermwaardige bomen via het bestemmingsplan te beveiligen. In bestaande bestemmingsplannen dient zoveel mogelijk getracht te worden om de bestaande mogelijkheden tot behoud van beschermwaardige bomen optimaal te benutten.

4.3.3 Inspectie en onderhoud

Eén keer per jaar dient een inspectie plaats te vinden van alle gemeentelijke beschermwaardige bomen. Deze bomen zijn/worden opgenomen in het bomenbeheerplan. De jaarlijkse inspectie is van belang om als gemeente op een verantwoorde manier zorg te kunnen dragen voor de veiligheid. Beschermwaardige bomen zijn over het algemeen van een behoorlijke ouderdom. De kans dat deze bomen een aandoening hebben die een gevaar op kan leveren is daarmee vrij groot. Deze inspectie zal uitgevoerd moeten worden door een externe deskundige. Op basis van de bevindingen van de deskundige wordt een advies uitgebracht aan de gemeente over de vitaliteit en eventuele noodzakelijke onderhoudsmaatregelen. Voor de beschermwaardige bomen dienen prioriteiten en beheermaatregelen te worden vastgesteld in het periodiek op te stellen bomenbeheerplan. Voor de maatregelen die uit het bomenbeheerplan vloeien zal budget vrijgemaakt moeten worden. De inspectiefrequentie van overige bomen hangt af van de bevindingen in het bomenbeheerplan.

De gemeente heeft geen financiële mogelijkheden om particuliere bomen te inspecteren of subsidies te verstrekken voor onderhoud van particuliere bomen.

4.4 Conclusie

Bomen die van extra groot belang zijn door de waarde die zij vertegenwoordigen op het gebied van cultuurhistorie, ecologie, beleving of andere waarden (bijv. gedenkboom) verdienen extra bescherming. Bij een aanvraag om kapvergunning wordt door middel van toetsing aan criteria bepaald of een boom beschermwaardig is. Voor deze bomen wordt slechts in een beperkt aantal gevallen een kapvergunning verleend.

5. Beheer en onderhoud

5.1 Inleiding

Om de kwaliteit van het gemeentelijke bomenbestand in de toekomst minstens gelijk te laten blijven is een zorgvuldig beheer nodig, onder andere in de zin van regelmatig onderhoud plegen. De gemeente is bezig met een inhaalslag. Het gemeentelijke bomenbestand is geïnventariseerd in het kader van het op te stellen bomenbeheerplan. Voor het Blookerpark, Wilhelminapark, het Walkartpark, het Pestersbosje en het Slot zijn of worden visies/herinrichtings-/maatregelenplannen ontwikkeld. Dit is nodig omdat in de laatste decennia een onderhoudsachterstand is ontstaan. Er bevinden zich veel dode en conditioneel slechte bomen en dood hout in deze cultuurhistorisch waardevolle parken. Voor het behoud van deze en andere parken is het nodig goede plannen te maken, zodat, indien mogelijk, vroegtijdig maatregelen getroffen kunnen worden aan de huidige bomen of vroegtijdig nieuwe bomen aangeplant kunnen worden.

5.2 Bomenbeheerplan

Het bomenbeheerplan (verwachting zomer 2004 operationeel) en de daaruit voortvloeiende werkplannen dragen bij aan een goed beheer en onderhoud. Na de eerdergenoemde inhaalslag is het van belang dat het beheer en onderhoud zodanig plaats kan vinden dat de kwaliteit van het gemeentelijke bomenbestand minstens gehandhaafd blijft. Dit betekent dat er voor de maatregelen die uit de werkplannen voortkomen voldoende middelen (mankracht en geld) moeten worden vrijgemaakt.

Het is van belang dat wanneer een kapvergunning wordt aangevraagd voor een boom die in het kader van het bomenbeheerplan geveld moet worden (bijv. ruimte maken voor verjonging) en waarvoor in het bomenbeheerplan ook een herplant aangegeven wordt, dit duidelijk (aantal, soort en maat) in de aanvraag en kapvergunning vermeld wordt.

5.3 Noodkapprocedure

Bij particuliere en gemeentelijke bomen die een besmettingsgevaar vormen of in een zodanige slechte staat verkeren dat zij direct gevaar opleveren voor de omgeving wordt (1) op een zo kort mogelijke termijn contact opgenomen met de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer. (2) Alvorens er gekapt wordt, moeten er van de boom foto’s gemaakt worden (i.v.m. eventueel bezwaar en beroep) en

eventueel ook na de kap ( bijv. holle voet etc.). (3) De reden (wat voor soort gevaar, welke ziekte e.d.) voor de noodkap moet duidelijk op het beoordelingsformulier beschreven worden. (4) Als er sprake is van een boom in een monumentale structuur of bij een monument wordt tevens, voorafgaand aan de kap, contact opgenomen met de secretaris van de monumentencommissie. (5) Na de beoordeling door de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer wordt een schriftelijk besluit tot noodkap afgegeven. (6) Na ontvangst van het schriftelijk besluit tot noodkap kan tot kap worden overgegaan (zie bijlage 9 en 10). (7) het besluit tot noodkap wordt gepubliceerd. In dit besluit wordt ook aangegeven of er herplant wordt.

In het beheer zal wel terdege rekening gehouden moeten worden met de ecologische kwaliteiten van de boom. Bomen die dood zijn of ten dode opgeschreven en die op een ongevaarlijke plek staan, zullen dan ook niet gekapt worden. Deze bomen kunnen bijvoorbeeld dienst doen als nest- of broedgelegenheid voor vleermuizen en uilen. Waar mogelijk zal ook het dode hout van gekapte bomen blijven liggen.

Gemeentelijke bomen die door noodkap verdwijnen of bijvoorbeeld doodgaan door aanhoudende droogte worden via inboet weer herplant, dit wordt aangegeven op het aanvraagformulier voor de kapvergunning of in het besluit tot noodkap. Bij particuliere bomen en in gemeentelijke situaties waarbij geen herplant (bijv. d.m.v. inboet) wordt aangegeven door de aanvrager gelden de normale regels voor herplant (zie hst.3). De door de aanvrager aangegeven herplant zal wel in de vergunning/het besluit noodkap vastgelegd worden. Hierop zal evenals bij een herplantplicht gecontroleerd worden.

Bij particuliere bomen die naar oordeel van het college van B&W een gevaar opleveren (bijv. verspreiding iepziekte), zal het college de rechthebbende van de boom aanschrijven. De rechthebbende is vervolgens verplicht de in de aanschrijving vermelde handelingen binnen de in de aanschrijving vastgestelde termijn uit te voeren.

Over het bovenstaande zal communicatie naar de burgers plaatsvinden (par.7.3).

5.4 Bestekken

Bij werkzaamheden nabij of aan bomen (bijv. leggen van kabels en leidingen) dienen beschermingsvoorwaarden in bestekken en vergunningen opgenomen te worden om beschadiging aan bomen en wortels te voorkomen. Dit geldt alleen voor vergunningen voor het openbaar gebied. Bij vergunningen op particulier terrein kan alleen vermeld worden dat voldaan moet worden aan afdeling 5, het bewaren van houtopstanden, uit de APV (kapverbod).

Toezicht op en handhaving van de beschermingsvoorwaarden is van essentieel belang om daadwerkelijk beschadiging aan bomen en wortels te voorkomen.

In de gemeente Zeist maakt men gebruik van de stichting Rationalisering Aanbesteding in de grond, Weg en waterbouw (RAW). Dit is een administratieve regeling om bestekken te schrijven. In bestekken worden middels het RAW systeem (gestandaardiseerde besteksteksten) voorwaarden gesteld om de boom te beschermen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het plaatsen van een hekwerk buiten de kroonprojectie van een beschermwaardige boom, het middels rijplaten tegengaan van verdichting van de bodem, het in stand houden van de grondwaterspiegel en het inpakken van bomen tegen zonnebrand. Wanneer grondwater moet worden onttrokken dient een watergeefsysteem bij de boom te worden aangebracht.

Bij vergunningen wordt in principe de regel gesteld dat binnen de kroonprojectie van de stam niet gegraven mag worden, omdat een minimale beschadiging van het wortelpakket wordt beoogd. Wortels mogen niet worden beschadigd en goederen mogen niet binnen de kroonprojectie van de boom opgeslagen worden. Binnen de kroonprojectie mogen geen voertuigen rijden of geparkeerd worden, uitgezonderd bij bomen in het wegprofiel. Ook mogen er geen zaken bevestigd worden aan/in de bomen. Voor beschermwaardige bomen houdt dit in dat in en onder de kroonprojectie geen handelingen mogen plaatsvinden die schadelijk zijn voor de boomkroon, de stam en/of de wortels (par. 4.3.2).

Het is wel toegestaan om te boren op een diepte van minimaal 1.20 m. Wortels gaan over het algemeen niet dieper dan 1.00 m, omdat zich dieper in de grond te weinig zuurstof bevindt.

5.5 Conclusie

Beheer en onderhoud spelen een belangrijke rol voor het behoud van kwantiteit en kwaliteit van het gemeentelijke bomenbestand. Het bomenbeheerplan en de daaruit voortvloeiende werkplannen zullen daaraan bijdragen.

Daarnaast dienen bij werkzaamheden nabij of aan bomen (bijv. leggen van kabels en leidingen) beschermingsvoorwaarden in bestekken en vergunningen opgenomen te worden om beschadiging aan bomen en wortels te voorkomen. Toezicht op en handhaving van deze beschermingsvoorwaarden is van essentieel belang om daadwerkelijk beschadiging aan bomen en wortels te voorkomen.

6. Ruimtelijke ordening

6.1 Inleiding

Bomen zijn een essentieel onderdeel van de (openbare) ruimte. Om die reden zijn de hoofdgroenstructuur uit het Groen Structuur Plan (GSP), de monumentale structuren en de nog op te stellen lijst van beschermwaardige bomen en gebiedskenmerken enkele van de uitgangspunten bij de uitwerking van het ruimtelijke ordeningsbeleid.

6.2 Ruimtelijke ordeningsbeleid

6.2.1 Rijksbeleid

Vanuit het rijksbeleid moet in de ruimtelijke ordening rekening gehouden worden met de Boswetgebieden, de Flora en Faunawet en de Monumentenwet (zie ook par. 2.7).

De Flora- en Faunawet voorziet onder andere in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. De wet gaat uit van het ‘neen, tenzij’ beginsel. Dit houdt in dat in beginsel alle (negatieve) handelingen ten aanzien van beschermde dieren en planten verboden zijn. Bij bouwinitiatieven is het daarom verstandig in een vroegtijdig stadium een groeninventarisatie (zie ook par. 6.4) te maken, zodat indien nodig tijdig een kapvergunning bij de gemeente en/of ontheffing bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV, Flora- en Faunawet 2002), via Landelijke Service bij Regelingen (LASER) in Dordrecht aangevraagd kan worden.

De Boswet is alleen van kracht buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet (zie ook par.2.2). Dit valt niet per definitie samen met de “bebouwde kom” op grond van de Wegenverkeerswet. In Zeist geldt in de Boswetgebieden voor niet bij het Bosschap geregistreerde ondernemingen ook de gemeentelijke regeling in de APV (hoofdstuk 4, afdeling 5) . Het voornemen om te vellen dient tevoren gemeld te worden bij LASER (de meldingsplicht, art. 9.2). LASER stuurt vervolgens de kapaanvraag van een niet bij het Bosschap geregistreerde boseigenaar door naar de gemeente. De kern van de Boswet bestaat uit de herplantplicht. Als bos wordt geveld of op andere wijze teloor gaat, dient de betreffende grond binnen drie jaar opnieuw te worden ingeplant (art.3), tenzij er sprake is van een goedgekeurd bestemmingsplan.

Het bos dat verdwijnt kan tegenwoordig in uitzonderingsgevallen ook elders binnen de regio gecompenseerd worden. Naast de herplantplicht van de Boswet wordt eventueel ook een gemeentelijke herplantplicht opgelegd (bijv. bij beschermwaardige bomen).

In de Monumentenwet is bepaald dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument en daarbij behorende bomen af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen.

6.2.2 Afstemmingprocedures

Op dit moment is de afstemming tussen het bouwproces en andere processen niet optimaal.

Eén van de problemen is dat een groendeskundige soms in een (te) laat stadium bij een aanvraag om bouwvergunning wordt betrokken. Hierdoor moeten nog te vaak onnodig bomen gekapt worden. Een ander probleem dat zich voor kan doen is dat een bouw-/aanlegvergunning verleend wordt, terwijl de kapvergunning geweigerd wordt. Er kan dan niet gestart worden met bouwen. Of andersom, een verleende bouw-/aanlegvergunning moet na een bezwaar- en beroepsprocedure worden ingetrokken, maar de bomen zijn al gekapt (zie ook par. 2.4). Ook bij sloopvergunningen kan dit gebeuren.

Om dit op te kunnen lossen, dienen de processen optimaal op elkaar te worden afgestemd.

Praktisch kan dit door op het aanvraagformulier voor verschillende APV vergunningen een vraag op te nemen of er in relatie tot de aangevraagde vergunning ook een andere vergunning is aangevraagd/nodig is. Door een terugkoppeling van de inspecteurs in het kader van bouw- en woningtoezicht aan de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer en aan het Bouwprocesteam zal betergeconstateerd kunnen worden dat er bomen aanwezig zijn en dat indien nodig ook een kapvergunning moet worden aangevraagd. Het blijft echter de verantwoordelijkheid van de zakelijk gerechtigde om een kapvergunning aan te vragen. Het eisen van foto’s van het te bebouwen oppervlak bij een aanvraag bouwvergunning zou ook kunnen leiden tot een eerder constateren van bomen. Deze foto’s kunnen echter volgens de wet alleen in het kader van welstand geëist worden, dat betekent dat bomen dus niet zichtbaar hoeven te zijn.

Door een groendeskundige tijdig bij een bouwproces te betrekken kunnen eerder genoemde problemen wellicht voorkomen worden (bijv. bouwtekening aanpassen i.h.k.v. een art.19 procedure).

6.3 Bouw-/aanlegvergunningen

In bestemmingsplannen zal zoveel mogelijk getracht worden om, meer dan nu het geval is, de mogelijkheden tot behoud van beschermwaardige bomen en structureel groen optimaal te benutten. Dit kan door op de plankaart deze bomen aan te duiden. Daarnaast dient op de plankaart rekening te worden gehouden met de afmetingen van volwassen bomen. Dit kan door te zorgen voor voldoende ruimte voor ontwikkeling van wortelstelsel en kroonvolume en door soortkeuze hierop af te stemmen.

Gelijktijdigheid in procedures

De kap- en bouw-, sloop-/aanlegvergunning zijn zelfstandige vergunningstelsels. Er wordt in de procedures namelijk aan verschillende criteria getoetst. Dit kan leiden tot het bovengenoemde probleem, een bouw-/aanlegvergunning wordt in het kader van het bestemmingsplan verleend, terwijl de kapvergunning wordt geweigerd. Dit is vanuit de service naar de burger toe een ongewenste situatie. De gemeente zou consistent moeten handelen.

De juridische oplossing is gelegen in de ‘gelijktijdigheid’. Dat wil zeggen gelijktijdigheid in aanvraagfase, in de procedures en één gezamenlijk ‘bouw- en groenadvies’ aan het bestuur, één besluit over bouwen en bomen met als eindresultaat een gelijktijdig besluit over bouw- en kapvergunning en op dezelfde dag bekendgemaakt (Bomenstichting; 2001). Het is het streven om binnen deze gemeente de interne afstemming van de procedures zodanig te optimaliseren dat deze ‘gelijktijdigheid’ bereikt zal worden.

De procedures met betrekking tot de vergunningverlening zijn echter niet gelijk. Zodra een bouwvergunning verleend is, mag men (op eigen risico) beginnen met bouwen. De kapvergunning treedt echter pas 6 weken na verzending van de vergunning of als een voorlopige voorziening is getroffen, nadat op een eventueel bezwaar/beroep is besloten, in werking. Dit omdat een boom niet in de oude staat hersteld kan worden, in tegenstelling tot een bouwwerk dat weer afgebroken kan worden. Daarnaast geschiedt de afhandeling van de kapvergunningen over het algemeen sneller dan de afhandeling van een andere vergunning (bouw, aanleg, uitrit etc.). De gelijktijdigheid kan dan gezocht worden in het aanhouden van de kapvergunning tot de samenhangende vergunning verleend. is. Dit wordt standaard in de vergunningstekst opgenomen worden.

Consistent handelen

Hoewel de kap- en bouw-, sloop-/aanlegvergunning zelfstandige vergunningstelsels zijn, is het gemeentebestuur van mening dat consistentie naar de burger toe voorop moet staan. Naast het streven naar gelijktijdigheid wordt hieronder daarom een aantal algemene uitgangspunten met betrekking tot kap- en bouwvergunningen geformuleerd.

  • 1.

    In de bestemmingsplannen heeft een zorgvuldige afweging plaatsgevonden over de locatie van het bebouwingsvlak en de functie van het groen. Daarom wordt voor het vellen van een boom op het in het bestemmingplan vastgestelde bebouwingsvlak, een kapvergunning verleend indien in het bestemmingsplan geen regeling voor het stellen van nadere eisen is opgenomen. Dat wil zeggen dat als er op basis van het bestemmingsplan niet geschoven kan worden met de bebouwing en dus de bouwvergunning moet worden verleend, ook de kapvergunning wordt verleend. Gaat het in deze situatie om een zeer groene, bosrijke omgeving dan wordt een kapvergunning verleend voor bomen die zich binnen vijf meter van de geplande bebouwing bevinden of die zich op de geplande oprit naar deze bebouwing bevinden. Buiten deze vijf meter en de oprit blijft de beplanting gehandhaafd om het groene en/of boskarakter te waarborgen. Voor de oprit wordtniet altijd automatisch kapvergunning verleend. Deze kan vaak verschoven worden zodat bomen kunnen blijven staan.

  • 2

    In vergunningsprocedures (vrijstellingen, art.19 e.d.) waar het college afwegingsruimte heeft, dient het al dan niet vellen van de boom in de afweging meegenomen te worden.

  • 3

    Indien een kapvergunning wordt aangevraagd om een vergunningsvrij bouwwerk te kunnen realiseren wordt de aanvraag volgens de normale kapvergunningenprocedure behandeld.

In hoofdstuk 3 is reeds aangegeven dat bij bouwinitiatieven altijd een herplantplicht wordt opgelegd.

6.4 Groeninventarisatie

6.Het verdient sterke aanbeveling om in een vroeg stadium (bij voorkeur vooruitlopend op het schetsplan) van (her)inrichtingsprojecten en andere bouwinitiatieven (zoals de artikel 19 procedures) het aanwezige groen te inventariseren. Het gaat om situaties waarbij zich één of meerdere bomen op het terrein bevinden die kapvergunningplichtig zijn. De gemeente beveelt hiervoor de Bomen Effect Analyse (BEA) van de Bomenstichting aan.

6.Een BEA (landelijke BEA-standaard) beoordeelt in het licht van de voorgenomen bouw of aanleg de gevolgen voor de conditie en stabiliteit, evenals de mogelijkheden tot handhaven van de bomen. Op grond van deze analyse kan men weloverwogen kiezen welke bomen gekapt dan wel gespaard worden en voor welke bomen het bouwplan moet worden aangepast.

6.Een duidelijke analyse en een daardoor goed doordacht ontwerp kunnen bij de aanvraag voor kap- en bouwvergunning een positieve bijdrage leveren. Het kan vertragingen in een later stadium voorkomen. Tevens kan, als ook gekeken is naar de overige aanwezige waarden van flora- en fauna, de rapportage informatie geven voor toetsing aan de landelijke Flora- en Faunawet (par. 2.2).

6.5 Ontwikkelingsmogelijkheden

6.In het kader van bouwplannen, herinrichtingen en herstructureringen wordt altijd een herplantplicht opgelegd, al dan niet in samenhang met een groenplan. Niet altijd speelt duurzaamheid hierbij een rol. Te vaak wordt nog alleen uitgegaan van een kwantitatieve groencompensatie. Dit leidt vaak na een aantal jaar tot de uitval van bomen, omdat deze te dicht op elkaar geplant zijn. Het is dan ook beter om bij de herplantplicht een kwalitatieve eis aan de compensatie te stellen. Hierbij moeten de bomen op voldoende afstand van elkaar en met voldoende ruimte om uit te groeien tot volwassen boom, geplant worden. Soms ook herplant van meerdere bomen dichter bij elkaar, dan wordt meteen gewenste beeldkwaliteit verkregen, later door dunning meer toekomst gegeven aan resterende bomen (zie ook paragraaf 3.2.2).

6.Voor het overleven van nieuw geplante bomen is het van belang dat ze voldoende water krijgen en dat er voldoende lucht in de bodem zit voor de wortels. Hiervoor wordt vaak een plastic buis gebruikt. Er moet tevens op gelet worden dat het plantgat niet te klein is en dat de bestrating of het asfalt niet te dicht op de stam ligt.

6.6 Conclusie

6.Vanuit service naar de burger toe streeft de gemeente naar consistentie in haar handelen. In de toekomst is het dan in principe ook niet meer mogelijk dat een kapvergunning geweigerd wordt en de

6.bouw-/aanlegvergunning verleend. Het betrekken van een groeninventarisatie vroeg in de planfase draagt hier aan bij.

7.Communicatie

7.1 Inleiding

7.Communicatie is een zeer belangrijke factor zowel bij de totstandkoming als bij de uitvoering van het beleid. Het gaat hierbij om communicatie met burgers en belanghebbenden, maar ook om communicatie binnen de gemeente.

7.2 Samenspraak en inspraak

In het kader van de notitie samenspraak en inspraak vindt communicatie en voorlichting naar burgers en belangengroepen op een aantal manieren plaats.

Tijdens de totstandkoming van deze beleidsnota heeft vooroverleg plaatsgevonden met enkele natuur- en milieugroeperingen. Vervolgens is de conceptnota aan het college van Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring voorgelegd. Na behandeling door het college is de inspraakprocedure gevolgd. De conceptnota heeft 4 weken ter inzage gelegen bij de centrale balie in de publiekshal. Aan belanghebbenden zoals de natuur- en milieuorganisaties, Staatsbosbeheer en het Utrechts Landschap is een conceptnota toegestuurd.

7.3 Communicatie over te kappen bomen

De afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht kent de openbare voorbereidingsprocedure. Deze procedure kan de gemeente volgen, bijvoorbeeld bij een voorgenomen besluit met ingrijpende gevolgen. In het geval dat het een aanvraag om kapvergunning betreft voor:

  • -

    een monumentale structuur,

  • -

    voor beschermwaardige bomen en/of,

  • -

    in geval van grootschalige kap.

De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer of een andere ambtelijk betrokkene kan het college adviseren de uitgebreide procedure van bekendmaking kap (publicatie van de aanvraag en ter inzage legging) te hanteren om burgers en belangengroepen de gelegenheid te geven hun zienswijzen naar voren te brengen. Naar aanleiding van deze inspraak zal het college een besluit moeten nemen over het wel of niet verlenen van een kapvergunning.

Via de verschillende wijkbureaus zal de gemeente ontwikkelingen op groengebied duidelijk met de burgers communiceren en zo mogelijk ook erbij betrekken. Door uit te leggen hoe, wat en waarom wordt het voor burgers duidelijker te begrijpen wat er in hun directe omgeving gebeurt.

7.4 Voorlichting aanvraag kapvergunning

Om de veranderingen van het in deze nota voorgestelde beleid ook voor de aanvrager van een kapvergunning inzichtelijk te maken, moeten de gemeentelijke informatiefolder voor aanvraag kapvergunning en de gemeentelijke website aangepast worden. Hierin moet duidelijk komen te staan dat de gemeente uitgaat van het Nee, tenzijprincipe, daarnaast staat er uitleg in over het niet van toepassing zijn van het kapverbod voor achtertuinen in de in bijlage 1 genoemde straten, het toetsingskader en de te volgen procedure e.d. voor zowel particuliere als gemeentelijke bomen.

Naast de hierboven genoemde informatiefolder komt er ook een algemene informatiefolder over het gemeentelijk groenbeleid. Deze folder zal ingaan op wat wordt beoogd met het bomenbeleid, het belang dat de gemeente hecht aan bomen, het belang voor de gezondheid e.d.

8. Financiële consequenties

In deze beleidsnota worden veel nieuwe maatregelen voorgesteld. De meeste maatregelen gaan over de optimalisatie van de werkprocessen. Hiermee zijn weinig kosten gemoeid. De intentie van deze beleidsnota is juist om een zodanig beleidskader te schetsen, waardoor bepaalde processen zoals die nu bestaan worden teruggedrongen.

Zoals eerder in de beleidsnota al is gesteld, is het van groot belang dat de hier opgestelde beleidsregels gehandhaafd worden. Voor deze handhaving zal voldoende capaciteit binnen de gemeente aanwezig moeten zijn. Consequent handhaven levert echter ook financiële middelen op. Vanaf 2005 komt namelijk de bestuurlijke boete ten goede aan het bestuur dat de boete oplegt. Dit geldt straks ook voor de Bestuurlijke Transactie Milieudelicten.

Naar aanleiding van deze beleidsnota zal een bomenverordening opgesteld moeten worden. Dit behoort tot de reguliere taken van de beleidsmedewerker natuur en landschap. Het gaat hier dan ook niet zo zeer om een financiële consequentie als wel om een kwestie van prioritering binnen het takenpakket.

Een maatregel die er moet voor zorgen dat de kosten, die de gemeente maakt bij de behandeling van een aanvraag om kapvergunning, beter gedekt worden, is het verhogen van de legeskosten. De leges van 15,90 euro werden tot juli 2004 geheven per aanvraag, ongeacht of deze uit één of vijftig bomen bestaat. Deze leges wogen niet op tegen de gemaakte kosten voor de beoordeling van bijvoorbeeld vijftig bomen. In het kader van de voorjaarsnota (juni 2004) zijn tariefsverhogingen doorgevoerd. Het tarief voor kapvergunningen is verhoogd naar 50 euro per aanvraag en 10 euro per boom.

Daarnaast zijn bij een aantal voorgestelde maatregelen wel kosten gemoeid:

  • -

    Eén keer per jaar dient een inspectie plaats te vinden van alle gemeentelijke beschermwaardige bomen die op de lijst beschermwaardige bomen zijn opgenomen. De inspectie vindt plaats om op een verantwoorde manier de veiligheid van de burgers te kunnen waarborgen. Deze inspectie is veel frequenter dan nu het geval is. Deze inspectie zal zeer waarschijnlijk uitgevoerd moeten worden door een externe deskundige, omdat binnen het takenpakket van de gemeente geen ruimte en tijd is om dat zelf te doen. De kosten voor deze inspectie zullen overeenkomen met de kostenramingen uit het nog op te stellen bomenbeheerplan. Ook overige beheers- en onderhoudskosten komen uit het bomenbeheerplan naar voren. Hiervoor zal structureel geld in de begroting opgenomen moeten worden.

  • -

    Het is wenselijk om op de langere termijn de particuliere beschermwaardige bomen te inventariseren. Voor deze inventarisatie zal eenmalig een budget vrijgemaakt moeten worden. Op dit moment is niet bekend wat voor bedrag daarmee gemoeid zou zijn.

9. Samenvatting

Het doel van deze nota is het binnen de gemeente verspreid aanwezige beleid met betrekking tot bomen te integreren en te verbeteren. Voorts is in de beleidsnota een aantal voorstellen voor veranderingen en vernieuwingen gedaan. Deze veranderingen en vernieuwingen bieden meer mogelijkheden om bomen te beschermen en om het bomenbestand van de gemeente te kunnen handhaven. Deze nota zal als bouwsteen dienen voor het opstellen van de bomenverordening.

Hieronder wordt nogmaals kort ingegaan op de voorgestelde veranderingen en vernieuwingen.

Vergunningverlening en handhaving

De gemeente onderkent het belang van de waarde van bomen en het groene karakter van Zeist en het behoud daarvan in de diverse beleidsnota’s. Het gemeentebestuur streeft echter ook naar minder regelgeving voor de burger. Daarom is besloten de kapvergunningplichtigegrens te verruimen naar een diameter vanaf 20 cm. op 1.30 meter boven maaiveld. Voor bomen tussen de 15 en 20 cm wordt namelijk doorgaans een kapvergunning verleend.

Voor beschermwaardige bomen (zie ook hst.4; nu nog niet aangewezen, maar wel als zodanig herkenbaar) wordt geen kapvergunning verleend, uitgezonderd wanneer er sprake is van:

  • 1.

    gevaar en het gevaar niet anders dan door velling is weg te nemen of,

  • 2.

    wanneer voor de duurzame instandhouding van de (monumentale) groenstructuur het vervangen van een gehele laan of bomenrij noodzakelijk is, ook al is maar een deel van de bomen gevaarlijk/ziek etc.

Een nieuw voorstel is om de monumentencommissie of de beleidsadviseurs groen en landschap en monumenten eerst de aanvraag om kapvergunning te laten beoordelen. De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer kan vervolgens het monumentenadvies bij zijn beoordeling van de aanvraag om kapvergunning betrekken en de waarde van de boom beter (geïntegreerd) afzetten tegen het belang van de aanvrager.

Voor dunning moet, na vaststelling van de bomenverordening, voortaan een kapvergunning aangevraagd worden. De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer toetst of de kapvergunning aanvraag inderdaad betrekking heeft op dunnen. Is dit het geval dan zal de kapvergunning verleend worden.

In de bomenverordening zal opgenomen worden dat bij het aanvragen van een kapvergunning foto’s verplicht zijn. Deze foto’s zijn onder andere van belang om het voor de beoordelaar inzichtelijk te maken voor welke boom de aanvraag is gedaan. In de huidige situatie is dit, zeker bij grotere percelen, soms onduidelijk.

Bij de beoordeling en afhandeling van aanvragen om kapvergunning door de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer moet een afweging gemaakt worden tussen het belang van het behoud van de boom (bv. beeldbepalend) en het belang van de aanvrager (bv. mate van overlast). Het behoud van bomen ten behoeve van het groene karakter van Zeist is echter uitgangspunt. Een vergunning kan worden geweigerd:

  • 1.

    als de motivering van de aanvrager niet valide is,

  • 2.

    als er een andere oplossing dan velling (bijvoorbeeld snoei) mogelijk is,

  • 3.

    als bij afweging van de belangen het belang van behoud van de boom uiteindelijk zwaarder weegt. De afweging wordt gemaakt op een beoordelingsformulier aan de hand van de criteria uit paragraaf 2.3.1 en 2.3.2.

De opbrengsten van de leges wogen niet op tegen de gemaakte kosten voor de behandeling van een kapaanvraag van bijvoorbeeld 20 bomen. In het kader van de voorjaarsnota (juni 2004) zijn reeds tariefsverhogingen doorgevoerd. Het tarief voor kapvergunningen is verhoogd naar 50 euro per aanvraag en 10 euro per boom. Met deze bedragen wordt meer recht gedaan aan met name de te maken beoordelings- en afhandelingskosten.

Om voortijdige kap van bomen te voorkomen is het van belang om standaard in de vergunning op te nemen dat van de kapvergunning pas gebruik kan worden gemaakt, als de vergunning voor de activiteit waarvoor de boom gekapt moet worden, verleend is. Dat wil dus zeggen dat pas gekapt mag worden als bijvoorbeeld de bouwvergunning verleend is.

In de vergunning wordt de vergunninghouder een aanzegplicht opgelegd. Dit betekent dat 3 dagen voor de voorgenomen kap dit gemeld moet worden aan de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer. Deze controleert of daadwerkelijk tot kap kan worden overgegaan, bijvoorbeeld in relatie tot gemaakte bezwaren.

Bij bomen die een besmettingsgevaar vormen of in een zodanige slechte staat verkeren dat zij direct/acuut gevaar opleveren voor de omgeving wordt na een schriftelijk besluit overgegaan tot noodkap. Indien de boom gelegen is in een monumentale structuur of bij een monument, wordt tevens, voordat overgegaan wordt tot kap, contact opgenomen met de secretaris van de monumentencommissie. De procedure wordt in paragraaf 5.3 uitgebreider beschreven (zie ook bijlage 10).

Voor het goed functioneren van het beleid is de handhaving van groot belang. De medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer kan op basis van artikel 1.4 en hoofdstuk 6 van de APV de politie inschakelen, deze legt dan een boete op. De gemeente treedt hierbij bestuursrechtelijk op.

Herplantplicht en Bomenfonds

Een boom vertegenwoordigt vele waarden (ecologisch, cultuurhistorisch, landschappelijk etc.) om deze te handhaven is herplant gerechtvaardigd. In de bomenverordening wordt opgenomen dat het college een herplantplicht kan opleggen (de kan-bepaling). Herplant kan en mag echter niet willekeurig opgelegd worden. Hieronder worden daarom de uitgangspunten voor herplant beschreven.

Het college legt in ieder geval een herplantplicht op in het geval van;

  • a.

    beschermwaardige bomen;

  • b.

    in bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter, zoals aangegeven op de bij de verordening horende kaart N1, bij een diameter vanaf 20 cm.;

  • c.

    bomen met een diameter vanaf 35 cm.

Ad.A) Voor beschermwaardige bomen wordt een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met omtrek 20-25 cm. of met een hoogte van 2,50 – 3,00 meter.

Ad.B) In bosachtige tuinen en tuinen met een buitenplaatskarakter wordt voor inheemse soorten een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met omtrek 20-25 cm. of met een hoogte van 2,50–3,00 meter. Voor exoten wordt bij de herplantplicht hetzelfde aantal bomen van een inheemse soort opgelegd.

Wanneer er in een bostuin (bijv. Austerlitz, Bosch en Duin en Den Dolder) sprake is van dunning wordt geen herplantplicht opgelegd, want het kappen van de boom komt de resterende bomen immers ten goede.

Ad.C) Voor bomen met een diameter vanaf 35 cm. wordt een herplantplicht opgelegd van een boom(en) met een van omtrek 18-20 cm. of met een hoogte van 1,50-2,00 meter.

Wordt een kapvergunning aangevraagd in verband met een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan en kunnen er geen nadere eisen gesteld kunnen worden en/of kan het bouwplan niet op een andere wijze gerealiseerd worden, dan wordt er voor de op het terrein aanwezige te kappen beschermwaardige bomen één op één een herplantplicht opgelegd. Voor de overige kapvergunningplichtige bomen (v.a. 20 cm) wordt een kwalitatieve herplantplicht opgelegd. Bijvoorbeeld in het geval van een groot project wordt in de bouwvergunning vastgelegd dat geïnvesteerd moet worden in het openbaar groen, zoals het aanleggen van lanen, plantsoenen e.d.. Eén en ander zal per geval maatwerk zijn.

Bij een herplantplicht wordt tevens geëist dat de vergunninghouder de ondergrondse omstandigheden op de standplaats van de te herplanten boom optimaliseert. De meest voorkomende maatregelen zijn het verwijderen van wortels, stobben frezen, spitten, grondverbeteraar aanbrengen en de bodem een jaar rust geven voor de boom geplant kan worden.

Wanneer niet feitelijk kan worden herplant dan moet een compensatiebedrag voor de herplantplichtige boom in het bomenfonds gestort worden. De waarde van de te herplanten boom wordt door de richtlijn van de NVTB (Methode Raad) bepaald. Bij de categorieën A en B wordt per boom een compensatiebedrag van maximaal 1000 euro per boom opgelegd. Bij categorie C wordt per boom een compensatiebedrag van maximaal 250 euro per boom opgelegd.

De bedragen zullen jaarlijks worden geïndexeerd en per 1 januari worden gewijzigd.

Een bomenfonds is een fonds, dat specifiek is bedoeld om de mogelijkheid te bieden voor financiële compensatie van beschadigde of gevelde bomen in de situatie dat (volledige) fysieke compensatie (herplant) niet mogelijk is. De financiële compensatie wordt door de zakelijk gerechtigde in het bomenfonds gestort.

Het voordeel van het introduceren van financiële compensatie is, dat meer dan tot op heden, de vervanging van gevelde en beschadigde bomen is gegarandeerd.

Een voorwaarde bij een dergelijk fonds is dat het geld ook weer ten goede komt aan de ontwikkeling van het bomenbestand.

Beschermwaardige bomen

Om te bepalen of een boom als beschermwaardig behandeld dient te worden bij een aanvraag om kapvergunning wordt de boom getoetst aan heldere en eenduidige criteria (zie par. 4.2).

Voor een beschermwaardige boom wordt geen kapvergunning verleend, tenzij:

  • a.

    De boom dood is en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

  • b.

    De boom een dodelijke boomziekte of aantasting heeft en een direct gevaar vormt voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel en/of weggebruikers en er geen alternatieven zijn voor kap;

  • c.

    Het vellen van de boom noodzakelijk is ten behoeve van duurzame instandhouding van een monumentale structuur, een laan of een monument;

  • d.

    De boom moet wijken voor een bouwinitiatief dat past in het bestemmingsplan (zie par. 6.3).

Eén keer per jaar dient een inspectie plaats te vinden van alle gemeentelijke beschermwaardige bomen die zijn opgenomen in het bomenbeheerplan. De jaarlijkse inspectie is van belang om als gemeente op een verantwoorde manier zorg te kunnen dragen voor de veiligheid.

In geval van schade aan of velling van een beschermwaardige boom wordt altijd een herplantplichtopgelegd. Wanneer een feitelijke gelijkwaardige herplant niet (volledig) mogelijk is dient een deel van de herplant door financiële compensatie in het bomenfonds gecompenseerd te worden.

Beheer en Onderhoud

Het beheer en onderhoud is gericht op instandhouding en verbetering van de kwaliteit van het gemeentelijke bomenbestand. Bij werkzaamheden nabij of aan bomen (bijv. leggen van kabels en leidingen) dienen beschermingsvoorwaarden in bestekken en vergunningen opgenomen te worden om beschadiging aan bomen en wortels te voorkomen. Toezicht op en handhaving van deze beschermingsvoorwaarden is van essentieel belang om daadwerkelijk beschadiging aan bomen en wortels te voorkomen.

Beheer en onderhoud spelen een belangrijke rol voor het behoud van kwantiteit en kwaliteit van het gemeentelijke bomenbestand. Het bomenbeheerplan en de daaruit voortvloeiende werkplannen zullen daaraan bijdragen.

Ruimtelijke Ordening

In bestemmingsplannen zal zoveel mogelijk getracht worden om, meer dan nu het geval is, de mogelijkheden tot behoud van beschermwaardige bomen en structureel groen optimaal te benutten.

Voor de consistentie en juiste handelswijze is het van belang verschillende gemeentelijke procedures op elkaar af te stemmen.

Praktisch kan dit door,

  • *

    op het aanvraagformulier voor verschillende APV vergunningen een vraag op te nemen of er in relatie tot de aangevraagde vergunning ook een andere vergunning is aangevraagd/nodig is,

  • *

    een terugkoppeling van de inspecteurs in het kader van bouw- en woningtoezicht aan de medewerker Stedelijk Toezicht van Stads- en Wijkbeheer en aan het Bouwprocesteam, zodat beter geconstateerd kan worden dat er bomen aanwezig zijn en dat indien nodig ook een kapvergunning moet worden aangevraagd.

Voor consistentie en service naar de burger zal gestreefd worden naar gelijktijdigheid van kap-, sloop-, aanleg- en bouwvergunningsprocedures. De kapvergunning wordt doorgaans sneller afgehandeld. Daarom treedt de kapvergunning pas in werking als de samenhangende vergunning verleend is.

Naast het streven naar gelijktijdigheid worden een aantal algemene uitgangpunten met betrekking tot kap- en bouwvergunningen geformuleerd.

  • 1

    In de bestemmingsplannen heeft een zorgvuldige afweging plaatsgevonden over de locatie van het bebouwingsvlak en de functie van het groen. Daarom wordt voor het vellen van een boom op het in het bestemmingplan vastgestelde bebouwingsvlak, een kapvergunning verleend indien in het bestemmingsplan geen regeling voor het stellen van nadere eisen is opgenomen. Dat wil zeggen dat als er op basis van het bestemmingsplan niet geschoven kan worden met de bebouwing en dus de bouwvergunning moet worden verleend, ook de kapvergunning wordt verleend. Gaat het in deze situatie om een zeer groene, bosrijke omgeving dan wordt een kapvergunning verleend voor bomen die zich binnen vijf meter van de geplande bebouwing bevinden of die zich op de geplande oprit naar deze bebouwing bevinden. Buiten deze vijf meter en de oprit blijft de beplanting gehandhaafd om het groene en/of boskarakter te waarborgen. Voor de oprit wordt niet altijd automatisch kapvergunning verleend. Deze kan vaak verschoven worden zodat bomen kunnen blijven staan.

  • 2

    In vergunningsprocedures (vrijstellingen, art.19 e.d.) waar het college afwegingsruimte heeft, dient het al dan niet vellen van de boom in de afweging meegenomen te worden.

  • 3

    Indien een kapvergunning wordt aangevraagd om een vergunningsvrij bouwwerk te kunnen realiseren wordt de aanvraag volgens de normale kapvergunningenprocedure behandeld.

Bij bouwinitiatieven wordt volgens de uitgangspunten van herplant ook gewoon een herplantplicht opgelegd (zie hoofdstuk 3).

Het maken van een groeninventarisatie (bijv. een Bomen Effect Analyse) voorafgaand aan of in een vroeg stadium (bij voorkeur vooruitlopend op het schetsplan) van (her)inrichtingsprojecten en andere bouwinitiatieven (artikel 19 procedure) brengt duidelijk de mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot bomen (en overige natuur) in beeld.

Communicatie

De informatiefolder over de kapvergunning zal worden uitgebreid en daarnaast komt er ook een algemene informatiefolder over het gemeentelijk groenbeleid. Deze folder zal ingaan op wat wordt beoogd met het bomenbeleid, het belang dat de gemeente hecht aan bomen, het belang voor de gezondheid e.d..

Begrippenlijst

Achtertuin: direct aan de achterzijde van de woning gelegen tuin, mits niet gelegen aan openbaar gebied. Dit komt overeen met beschrijving achtererf; deel van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen (dus niet ‘zij/achtererf’, witte vlakken) en daarbij niet grenst aan openbaar gebied.

Beeldbepalende boom: nadrukkelijk in straatbeeld aanwezige boom en/of hoge belevingswaarde.

Belanghebbende (art 1:2 Awb): 1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. 2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. 3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Beschermwaardige boom: beschermwaardige bomen zijn bomen die van extra groot belang zijn door de waarde die zij vertegenwoordigen op het gebied van cultuurhistorie, ecologie, beleving of andere waarden (bijv. gedenkboom).

Bomenfonds: een fonds, dat specifiek is bedoeld om de mogelijkheid te bieden voor financiële compensatie van beschadigde of gevelde bomen in de situatie dat (volledige) fysieke compensatie (herplant) niet mogelijk is.

Boom: een levend of dood, overblijvend houtachtig gewas dat van nature met één stam uit de grond komt.

Boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden via taxatie van de boom (richtlijn NVTB; methode Raad).

Bosrijk: bosachtig, met geboomte bezet, boomrijk.

(Historische) Buitenplaats: landhuis met bijgebouwen en toebehoren in een formele aanleg of in een landschapspark, waarin huis en park een historisch samenhangend geheel vormen.

Dendrologisch waardevol: waardevol voor de boomkunde, leer van de houtachtige gewassen.

Dunnen: een vorm van bosbeheer waarbij periodiek 25% tot maximaal 60% van het areaal wordt geveld en waarbij de kronen zich na drie jaar weer sluiten.

Ensemble-waarde: 1 + 1 > 2 ; het geheel is waardevoller dan de losse afzonderlijke delen.

Hakhout: één of meerdere bomen, hakhout, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

Houtopstand: één of meerdere bomen, hakhout, coniferen hoger dan 5m., een houtwal.

Illegale velling: Het zonder vergunning vellen (=kappen, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van boom ten gevolge kunnen hebben) van een boom.

Inboet: het door de gemeente planten van nieuwe bomen op plekken waar deze gekapt zijn, omdat bijvoorbeeld de boom dood was.

Kappen: zie vellen.

Kleine tuin, (zeer) grote bomen in: de oppervlakte van de kleine tuin moet voor minimaal 50% door kroonprojectie van één boom (zomerblad) bedekt worden.

Knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud.

Snoeien: begeleidingsnoei jonge bomen; ingrepen in de tijdelijke kroon, of bij volwassen bomen; verwijderen van dood hout en zorgen voor lichttoetreding in de kroon.

Toppen: inkorten.

Vellen: onder vellen wordt mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van boom ten gevolge kunnen hebben.

Zwaarwegend belang: dat zijn; - maatschappelijke, - volkshuisvestelijke, - economische, - sociaal veilige,-verkeerstechnische, etc.

Literatuurlijst

Bomen en wet, geldend recht voor bomen; mr. Bas M. Visser: Bomenstichting, Utrecht 2001.

Groen Structuurplan: gemeente Zeist, Zeist 1992.

Kiezen voor bomen, richtlijnen voor gemeentelijk beleid: Bomenstichting, Utrecht 2000.

Zeist Simultaan, de positie van Zeist in ruimer perspectief: gemeente Zeist, Zeist 2000.