Monumentenverordening

Geldend van 30-03-2006 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Monumentenverordening

nr. og/89-1249b

De raad der gemeente Zoeterwoude;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 december nr. og/89-1249a;

gelet op artikel 168 van de gemeentewet en de artikelen 12 en 15 van de Monumentenwet;

besluit:

vast te stellen de volgende

Monumentenverordening.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • Deze verordening verstaat onder:

  • 1. monumenten:

    • a.

      alle zaken die van algemeen b~lang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.

  • 2. gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten.

  • 3. beschermde gemeentelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

  • 4. beschermde rijksmonumenten:

    onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

  • 5. kerkelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

  • 6. monumentencommissie:

    de commissie, bestaand uit de leden van de welstandscommissie aangevuld met een of meerdere door burgemeester en wethouders aan te wijzen ter zake deskundigen, welke commissie als taak heeft de gemeenteraad of burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet en (op verzoek van het college, dan wel bij separaat besluit door het college daartoe aangewezen) over deze verordening.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf l. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3

  • 1. Het college kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2. Ten behoeve van de eerste vaststelling van de gemeentelijke monumentenlijst besluiten burgemeester en wethouders over plaatsing van onroerende monumenten op genoemde lijst nadat de eigenaar is gehoord.

  • 3. Bij wijziging of uitbreiding van de gemeentelijke monumentenlijst.besluiten burgemeester en wethouders over plaatsing op genoemde lijst, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen besluiten burgemeester en wethouders over plaatsing op genoemde lijst, indien nodig zonder tevoren de monumentencommissie of de eigenaar te horen.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.

  • 5. Burgemeester en wethouders nemen binnen 8 weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beslissing als bedoeld in het derde lid. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 6. Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 7. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van de belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is.teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.

  • 9. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 10. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.

Artikel 5

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of af te breken.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanig vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 6

  • 1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5 moet schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Op behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 Awb van toepassing.

  • 3. Een ieder kan zijn zienswijze over een behandeling genomen aanvraag naar voren brengen.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en het verslag van de uitgebreide voorbereidingsprocedure terstond ter kennis van de monumentencommissie.

  • 5. Binnen 8 weken na afloop van de termijnen waarbinnen een ieder zijn zienswijze naar voren kan brengen brengt de monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 6. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning binnen 12 weken na de indiening van de aanvraag. Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen; hiervan doen zij de aanvrager onmiddellijk schriftelijk mededeling.

  • 7. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zesde lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 8. Een vergunning blijft buiten werking gedurende vier weken na de datum waarop zij is bekendgemaakt. Indien gedurende die termijn bezwaar is ingesteld op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat beroep is beslist, tenzij met toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State (Stb. 1986, 670) op een desbetreffend verzoek beslist wordt de schorsing op te heffen.

  • 9. (vervallen)

  • 10. (vervallen)

  • 11. (vervallen)

Artikel 7

Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monumentgeen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 9

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 8 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. 2.(vervallen)

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 10

  • 1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de íngediende bezwaren aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van twee weken, genoemd in artikel 12, lid 8 van de Monumentenwet.

  • 2. (vervallen)

  • 3. (vervallen)

HOOFDSTUK 4 STRAFBEPALINGEN

Artikel 11

  • 1. Hij, díe handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 12

  • 1. De opsporing van de in artikel 11 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het~de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 13

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de derde dag na die, waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2, van de Monumentenwet.

Artikel 14

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening 1990".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 20 december 1990.
De secretaris,
L.Kruithof
De voorzitter,
Ing. A.J.M. Houdijk