Regeling vervallen per 01-01-2021

Algemene Subsidieverordening gemeente Zwartewaterland 2010

Geldend van 27-01-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Algemene subsidieverordening Zwartewaterland 2010

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, d.d. 9 april 2010;

Gelet op het bepaalde in artikelen 147 en 149 Gemeentewet en titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

vast te stellen de volgende:

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland;

  • c.

    incidentele subsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die eenmalig worden uitgevoerd dan wel een projectmatig karakter dragen

  • d.

    structurele subsidie: een subsidie die voor één jaar of voor meerdere jaren beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van activiteiten die een continu karakter dragen

  • e.

    budgetsubsidie: een structurele subsidie met een ondergrens van minimaal € 20.000,-- per jaar die beschikbaar gesteld wordt voor meerdere jaren

  • f.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdsvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift

  • g.

    subsidie: aanspraak op financiële middelen, verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente Zwartewaterland geleverde goederen of diensten;

Artikel 2 Bevoegdheden

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en kan nadere regels stellen ten aanzien van de te subsidiëren activiteiten.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies voor activiteiten die in het belang zijn van de gemeente Zwartewaterland dan wel aan haar inwoners ten goede komen, tenzij een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening daarin voorziet.

Artikel 4 Verslag

Eenmaal per vier jaar wordt een onderzoeksverslag gepubliceerd conform het bepaalde in artikel 4:24 van de wet.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en verdeling

Artikel 5 Subsidieplafond en verdeling

  • 1. Het jaarlijks bij de vaststelling van de Programmabegroting door de gemeenteraad beschikbaar gestelde bedrag voor het verstrekken van subsidie voor een bepaald beleidsterrein of activiteit geldt als een subsidieplafond, zoals bepaald in artikel 4:22 en 4:25 van de wet.

  • 2. Het college regelt de wijze van de verdeling van het beschikbare bedrag.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 6 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag om een incidentele subsidie wordt tenminste tien weken voor de aanvang van de activiteit ingediend bij het college.

  • 2. De aanvraag om een structurele subsidie wordt voor 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, ingediend bij het college.

  • 3. Het college kan bepalen dat voor het aanvragen van subsidie gebruik dient te worden gemaakt van een aanvraagformulier.

  • 4. Het college kan nadere voorschriften stellen met betrekking tot de indiening en de aan de aanvraag te stellen eisen.

Artikel 7 Niet tijdige en niet volledige aanvraag

  • 1. Het college kan besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen als de aanvraag niet tijdig is ingediend.

  • 2. Indien een aanvraag tot subsidieverlening niet voldoet aan de vereisten van de wet en deze verordening wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na de verzenddatum van de mededeling van het college om de aanvraag aan te vullen.

  • 3. Na de termijn genoemd in lid 2 kan het college besluiten de onvolledige aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 4. Het college stelt hiervoor nadere voorschriften op.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een incidentele subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een structurele subsidie voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten worden gerealiseerd.

  • 3. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 9 Vaststelling zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening

Het college kan de subsidie vaststellen zonder dat er voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven.

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverlening wordt geweigerd als sprake is van de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen.

  • 2. De subsidieverlening wordt daarnaast geweigerd als:

    • a.

      De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • b.

      De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

    • c.

      De subsidieverlening niet past binnen het vastgesteld beleid van het gemeentebestuur;

    • d.

      De aanvrager geen rechtspersoonlijkheid heeft;

    • e.

      De aanvrager een rechtspersoon is met winstoogmerk;

    • f.

      De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • g.

      De aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Artikel 11 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verstrekt ten laste van een Programmabegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, verleent het college de subsidie onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld met in achtneming van het bepaalde in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 12 Voorbehoud subsidie van andere bestuursorganen

Een subsidie kan worden verleend onder het voorbehoud dat een verleende subsidie op een lager bedrag kan worden vastgesteld indien een door een ander bestuursorgaan in het vooruitzicht gestelde subsidie of andere geldelijke bijdrage aan het college, op de ontvangst waarvan de verlening mede is gebaseerd, niet of niet geheel zal worden ontvangen.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 13 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Naast de in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen kunnen bij de subsidieverlening verplichtingen worden opgelegd als bedoeld in de artikelen 4:38 en 4:39 van de wet.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht tijdig opgave te doen aan het college van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.

Artikel 14 Informatieplicht

  • 1. Een subsidieontvanger dient het college terstond te berichten over feiten of omstandigheden die ertoe leiden of kunnen leiden dat de gesubsidieerde activiteiten niet kunnen worden uitgevoerd.

  • 2. Een subsidieontvanger brengt het beëindigen of het gedeeltelijk beëindigen van de gesubsidieerde activiteiten onmiddellijk ter kennis van het college.

Artikel 15 Vermogensvorming

  • 1. De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2 van de wet een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. De wijze waarop de hoogte van de in lid 1 bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidiebeëindiging.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 16 Verantwoording subsidies tot € 10.000,--

Subsidies tot € 10.000,-- hoeven niet meer te worden verantwoord. De subsidieverlening is ook de subsidievaststelling

Artikel 17 Verantwoording subsidies van € 10.000,-- euro tot € 20.000,--

  • 1. Subsidies van € 10.000,-- tot € 20.000,-- worden jaarlijks verantwoord door het indienen van een jaarverslag en een jaarrekening.

  • 2. De onder lid 1 genoemde verantwoording wordt voor 1 september ingediend volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. Met de indiening van de onder lid 1 genoemde verantwoording wordt tevens een verzoek tot subsidievaststelling ingediend.

  • 4. Indien geen verzoek tot subsidievaststelling wordt ingediend, vindt de vaststelling zes weken na de indieningtermijn ambtshalve plaats, nadat een eenmalige rappel is gegeven.

Artikel 18 Verantwoording budgetsubsidies (vanaf € 20.000,--)

    • 1.

      Budgetsubsidies vanaf € 20.000,-- worden jaarlijks verantwoord door het indienen van een jaarverslag en een jaarrekening.

    • Over het lopende jaar wordt jaarlijks in juni een marap ingediend ter bespreking met het college.

    • In januari volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, wordt een marap ingediend ter bespreking met het college.

  • 2. De onder lid 1 genoemde verantwoording wordt voor 1 september ingediend volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. Met de subsidieverleningbeschikking worden voorschriften opgenomen omtrent de vorm en inhoud van de marap.

Artikel 19 Beslistermijn

Het college stelt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag of in ieder geval voor 1 oktober van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking had, de subsidie vast.

Artikel 20 Intrekking en wijziging

Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de wet, kan het college een subsidie intrekken of wijzigingen indien

  • 1.

    er ernstige vermoedens of duidelijke aanwijzingen zijn van wanbeheer, fraude, veronachtzaming van verplichtingen of handelen in strijd met fundamentele rechtsbeginselen, statuten en/of reglementen

  • 2.

    er sprake is van opheffing, de instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden of bij een dergelijk vonnis geacht geen rechtspersoon meer te zijn

  • 3.

    conservatoir beslag op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieontvanger is gelegd

  • 4.

    de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend

  • 5.

    de subsidieontvanger is staat van faillissement is verklaard

Hoofdstuk 6 Betaling, bevoorschotting en terugvordering

Artikel 21 Betaling

    • 1.

      Bij subsidieverlening wordt bepaald of de subsidie in één keer of in gedeelten wordt betaald.

    • 2.

      In de verleningsbeschikking wordt vermeld wanneer welk bedrag wordt uitbetaald.

Artikel 22 Voorschotten

  • 1. Het college kan voorschotten verlenen op basis van de subsidieverlening.

  • 2. De beschikking tot voorschotverlening geschiedt gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening en vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 3. De voorschotten worden binnen zes weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 23 Terugvordering

  • 1. Indien een subsidieontvanger over enig jaar meer aan voorschotten heeft ontvangen dan de vastgestelde subsidie over dat jaar bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht om hetgeen teveel aan voorschotten werd verleend binnen een termijn van vier weken terug te betalen.

  • 2. In bijzondere gevallen kan een andere termijn worden bepaald.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kan worden besloten dat hetgeen dat teveel aan voorschotten werd verleend, zal worden verrekend met één of meerdere nog te betalen voorschotten op een verleende subsidie.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het terugbetalen van ontvangen subsidie.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 24 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het in deze verordening bepaalde voor zover toepassing van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    In gevallen waarin de verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 3.

    Indien het college de hardheidsclausule toepast, dan wordt de gemeenteraad hierover geïnformeerd.

Artikel 25 Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking op 1 september 2010.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening Zwartewaterland 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de Raad van de gemeente Zwartewaterland op 10 juni 2010.
de griffier, de voorzitter,

Algemene Toelichting

Voor de algemene regels over subsidies wordt verwezen naar de algemene wet bestuursrecht, titel 4.2. daar waar de gemeente Zwartewaterland afwijkt van deze regels, worden deze in de algemene subsidieverordening Zwartewaterland genoemd. Titel 4.2 van de Awb en de algemene subsidieverordening Zwartewaterland vormen tezamen de wettelijke voorschriften voor het verstrekken van subsidies door het gemeentebestuur.

Algemeen

Wij hebben geconstateerd dat de huidige subsidieregelingen deels ontoereikend zijn. Een nadere (de)regulering van de subsidiestromen (organisatiebreed) is noodzakelijk. Op grond van artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt.

Er is een wettelijke grondslag in een subsidieverordening vereist, tenzij:

  • 1.

    opname in door de raad vastgestelde begroting (vermelding subsidiebedrag en ontvanger);

  • 2.

    incidentele gevallen (ten hoogste voor 4 jaar, geen beleid);

  • 3.

    vooruitlopend op nieuw vast te stellen subsidieverordening (max. 1 jaar).

Een subsidieverordening dient minimaal de volgende elementen te regelen:

  • 1.

    regels met betrekking tot de bevoegdheid (4:23 Awb);

  • 2.

    beschrijving van activiteiten/doelgroep (4:23 Awb);

  • 3.

    subsidieplafond (4:25 ev Awb);

  • 4.

    verplichtingen (4:38 lid 2; 4:39 Awb);

  • 5.

    vermogensvoordeel (4:41 Awb).

In de Algemene wet bestuursrecht (in het vervolg: wet) is voor een aantal onderdelen van het subsidieproces de keuzemogelijkheid opgenomen om een nadere regeling te treffen bij subsidieverlening of bij/krachtens wettelijk voorschrift i.c. de subsidieverordening.

Hoofdstructuur

Bij voorliggende herziening van het subsidiestelsel is de volgende hoofdstructuur gehanteerd:

- Eén algemene subsidieverordening waarin de wettelijke grondslag voor subsidiering van activiteiten staat vermeld. De subsidiabele activiteiten worden op een vrij hoog abstractieniveau in de verordening opgenomen.

- Nadere regeling van de subsidiering via beleidsregels dan wel nadere regels door het college.

- In uitzonderingsgevallen een nadere regeling via een aparte subsidieverordening, indien de aard/inhoud van de regeling zulks rechtvaardigt.

- Uitvoering door het college als bevoegd orgaan tot subsidiering.

- Regulering van alle “buitenwettelijk subsidies”. Tot nu toe werden op een aantal beleidsvelden subsidies verstrekt zonder deugdelijke wettelijk grondslag.

- Geen gebruik van het instrument dat in de raadsbegroting naam en bedrag van de gesubsidieerde instelling wordt vermeld. Een belangrijke reden is dat de vermelding van de subsidieontvanger en het bedrag in de gemeentebegroting niet past in het dualistisch stelsel waarbij de raad het begrotingskader (programma’s) vaststelt en het college belast is met de uitvoering daarvan.

Wij hebben uit oogpunt van deregulering gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke verordening, aanvullend aan de hoofdstuk 4 van de algemene wet bestuursrecht. In de wet zijn geen hoge eisen opgenomen aan wettelijke subsidieregelingen. Kernelement: in een regeling moet een omschrijving van gesubsidieerde activiteiten worden opgenomen. Veel subsidieregelingen bevatten weinig bepalingen op grond waarvan het subsidiebeleid genormeerd wordt. In kaderregelingen wordt globaal omschreven welke activiteiten subsidiabel zijn. Vervolgens vindt uitwerking daarvan plaats via nadere regels en/of beleidsregels. De subsidieverordening moet het stellen van nadere regels door het college wel expliciet mogelijk maken (delegatie wetgevende bevoegdheid ex. artikel 156 lid 3 Gemeentewet).

Bij het opstellen van een subsidieverordening kan worden gekozen voor specifieke subsidieverordeningen voor ieder beleidsveld of een algemene subsidieverordening met daaronder deelverordeningen, nader regels of beleidsregels. Hierbij wordt het onderscheid tussen beleidsregel en algemeen verbindend voorschrift (subsidieverordening of op basis daarvan gestelde nadere regels) benadrukt. Beleidsregel: voor het bestuursorgaan (intern werkend), regelt de wijze waarop een bestuursorgaan omgaat met zijn bevoegdheden, bindt de burger niet. In de wet zijn daarover regels opgenomen vgl. art 1:3 lid 4/Titel 4.3 (artikel 4:81 en volgende).

Een beleidsregel kan geen algemeen verbindend voorschrift zijn en kan geen zelfstandige bevoegdheden in het leven roepen. Een beleidsregel is ondergeschikt aan een algemeen verbindend voorschrift. Voorts kent een beleidsregel een inherente afwijkingsbevoegdheid. In voorliggende algemene subsidieverordening zijn algemene bepalingen omtrent subsidiering opgenomen. Voor een nadere invulling van hetgeen onder subsidieabele activiteiten wordt vertaan zijn beleidsregels en nadere regels opgesteld. In bijzondere situaties kan een specifieke deelverordening worden vastgesteld.

Deze Algemene subsidieverordening Zwartewaterland is een aanvulling op de wettelijke bepalingen in de Awb. Deze verordening biedt het algemene kader waarbinnen de gemeentelijke subsidieverlening zich zal afspelen en heeft betrekking op de procedures rond het aanvragen, verlenen, vaststellen en betaalbaar stellen van subsidies.

Subsidiebegrip in de Awb

In artikel 4:21 wordt het subsidiebegrip gedefinieerd; onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Onder dit begrip vallen onder andere giften, geldleningen en onder “zachte voorwaarden”, garantstellingen. De overheid verschaft een economisch voordeel in de vorm van een aanspraak op geld door zich garant te stellen voor rente en aflossing van een door een bank verstrekte geldlening aan de instelling, en de bekostiging van onderwijs.

Verder ziet de subsidietitel, in navolging van de literatuur, waarin tenminste drie belangrijke rechtsmomenten worden onderscheiden:

De verlening van de subsidie: de beschikking waarbij een subsidie wordt toegekend voor een bepaalde, in het algemeen toekomstige, activiteit.

De betekenis hiervan is dat de aanvrager een aanspraak op financiële middelen verkrijgt, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen houdt.

De omvang van deze aanspraak is in deze fase vaak nog onzeker, omdat zij mede kan afhangen van de omvang van de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De subsidieverlening is echter niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de gesubsidieerde de activiteiten verricht en zijn verplichtingen nakomt, kan het bestuursorgaan in beginsel niet meer op de subsidieverlening terugkomen. Het bestuursorgaan gaat dus reeds door een subsidieverlening, en niet pas door de vaststelling, een financiële verplichting aan.

De vaststelling van de subsidie: de beschikking waarbij definitief wordt beslist dat de geadresseerde een subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald, in Euro’s uitgedrukt, bedrag.

Daarvoor zal het nodig zijn vast te stellen dat de gesubsidieerde activiteit, en dat de opgelegde verplichtingen zijn nageleefd. Op grond van die beschikking zal de uitbetaling van de subsidie geschieden, al is het mogelijk dat al eerder bij wijze van voorschot betalingen zijn verricht. De subsidievaststelling geeft de ontvanger definitief recht op financiële middelen en verplicht het bestuursorgaan dan ook tot betaling.

De uitbetaling van de subsidie: de afdeling Rechtspraak van de Raad van State beschouwt de uitbetaling niet als een beschikking, maar als het voldoen aan een verbintenis, en dus als een rechtshandeling naar burgerlijk recht.

Het subsidiebegrip is niet van toepassing op: verstrekkingen in natura, bijvoorbeeld gratis gebouw stellen aan sportvereniging. Overheidsdeelneming in het aandelenkapitaal van een onderneming, sociale uitkeringen, huursubsidie en studiefinanciering en goederen en diensten waar een reële economische tegenprestatie tegenover staat, zoals commerciële transacties als aankoop van inventaris, organisatie- adviezen en andere privaatrechtelijke handelingen. Ook uitgesloten zijn belastingfaciliteiten, geldelijke bijdragen die uitsluitend aan overheidsorganen kunnen worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld specifieke uitkeringen en de uitkering voor de instandhouding van publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen.

In artikel 4:23 Awb wordt het verplicht gesteld dat bestuursorganen hun subsidiebeleid formaliseren. Een subsidie mag niet meer verstrekt worden slechts op grond van een programma. Er zijn een paar uitzonderingen op de regel dat subsidies slechts verstrekt mogen worden op grond van een wettelijk voorschrift.

Er zijn geen wettelijke voorschriften nodig in de gevallen, indien:

  • a.

    de gemeente op de totstandkoming van nieuwe subsidieregeling vooruitloopt. De subsidieregeling moet dan wel binnen een jaar na de aanvang van de subsidiering tot stand zijn gekomen.

  • b.

    de subsidie rechtstreeks wordt verstrekt op grond van een door de bevoegde instelling van de Europese Unie vastgesteld programma.

  • c.

    het een vrijwel unieke instelling betreft. In zo’n geval kan worden volstaan met vermelding van het bedrag van de subsidie en de ontvanger in de gemeentebegroting.

  • d.

    in incidentele gevallen, mits de subsidie ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

Subsidieplafond

Sommige subsidieregelingen zijn zo geformuleerd dat iedereen die voldoet aan de in de regeling gestelde criteria, in aanmerking komt voor subsidie. Aangezien het vaak moeilijk te voorspellen is hoeveel aanvragers van een regeling gebruik zullen maken, is dan niet bij voorbaat duidelijk hoe hoog de totale subsidiekosten zullen oplopen. Met andere woorden, dergelijke subsidiesystemen hebben een open einde. Door middel van een subsidieplafond kunnen de nadelen van een ‘open einde regeling’ worden vermeden. Daarmee wordt van tevoren een limiet gesteld aan het totale bedrag dat als subsidie zal worden verstrekt.

Opbouw subsidiebeleid Zwartewaterland

Het subsidiebeleid Zwartewaterland is als volgt opgebouwd:

  • 1.

    Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2.

    Algemene Subsidieverordening Zwartewaterland (ASZ);

  • 3.

    Bijzondere subsidieverordeningen voor de verschillende terreinen, bijvoorbeeld de “Bijzondere subsidieverordeningen Sport”, etc.

De basis voor de subsidieverordening wordt gegeven door de Awb. In de ASZ wordt een aanvulling gegeven op de Awb. Hierin worden de zaken geregeld die ervoor zorgen dat de subsidieverlening op gemeentelijk niveau binnen een algemeen kader wordt geregeld. De wet wordt aangevuld met een aantal zaken op het gebied van financieel- administratieve verplichtingen welke in Gemeente Zwartewaterland worden geregeld.

Uitwerking vindt op onderdelen nog plaats. Dit komt terug in het subsidiebeleidsplan dat in 2010 wordt geschreven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Ten aanzien van het begrip subsidie wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de wet is bepaald. De definitie van het begrip subsidie (artikel 4:21 van de wet) omvat 4 kernelementen:

  • 1.

    aanspraak op financiële middelen;

  • 2.

    verstrekt door bestuursorgaan;

  • 3.

    met het oog op bepaalde activiteiten van aanvrager;

  • 4.

    niet zijnde een betaling voor geleverde goederen of diensten.

Art. 4.21 van de wet kent een materieel subsidiebegrip. Alles wat onder de definitie valt is subsidie.

Voorbeelden:

  • a.

    bijdrage;

  • b.

    verstrekking;

  • c.

    tegemoetkoming;

  • d.

    uitkering;

  • e.

    garantie;

  • f.

    symbolisch huurbedrag;

  • g.

    verkoop beneden kostprijs (overdracht voor symbolisch bedrag _1,-).

Artikel 2 Bevoegdheden

Uitgangspunt van de verordening vormt dat het college bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidies (autonome bestuursbevoegdheid). De kaderstellende rol van de raad komt met name tot uiting in het budgetrecht en het vaststellen van de subsidieverordening. Het feit dat de raad via de begroting (kaderstelling/budgetrecht) middelen beschikbaar moet stellen is primair van belang voor de verhouding raad - college. Niet voor de verhouding college – subsidieaanvrager en de daarbij van belang zijnde bevoegdheidsvraag. Eventueel kan het college in voorkomende gevallen een beroep doen op artikel 4: 34 (begrotingsvoorbehoud) of in het kader van de subsidieprocedure richting aanvragers aangeven dat de raad een krediet beschikbaar dient te stellen.

Indien het college een subsidietoezegging/-verlening doet waarbij (nog) geen of ontoereikende middelen beschikbaar zijn, is het aan het college om separaat (via separaat voorstel, bestuursrapportage of begroting) bij de gemeenteraad daarvoor middelen te verkrijgen.

Artikel 3 Reikwijdte

In deze verordening worden de subsidiabele activiteiten op een vrij hoog abstractieniveau omschreven. De onderdelen zijn ontleend aan de tot nu toe beschreven beleidskaders en subsidieverordeningen.

Artikel 4 Verslag

De wet geeft in artikel 4:24 aan dat tenminste éénmaal per 5 jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk wordt gepubliceerd. Uit oogpunt van deregulering en bezien in samenhang met de inmiddels in werking getreden bepalingen van de Gemeentewet over onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geen verslag op basis van de wet voorgeschreven. In voorkomende gevallen kan aansluiting worden gezocht bij de verordening ex artikel 213a Gemeentewet en het programma onderzoek doelmatigheid/rechtmatigheid van het college. Ook onderzoek door de rekenkamercommissie vormt een optie.

Artikel 5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De wet geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een weigeringgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.

Artikel 6 Aanvraag subsidieverlening

In de verordening worden algemene termijnen gesteld voor het indienen van subsidieaanvragen. In de bestendige uitvoeringspraktijk werden aanvragen (per boekjaar verstrekte subsidies uitgezonderd) ingediend voor 1 april van het subsidiejaar. Dit levert in de praktijk een problemen op. Voor 1 april diende de subsidievrager namelijk te weten wat er aangeboden wordt in het volgende jaar. Dit is daarom gewijzigd in 1 september voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Dit betekent dat een subsidieverzoek voor 2012, voor 1 september 2011 moet worden ingediend. Voor het jaar 2011 wordt deze lijn reeds gevolgd.

Artikel 7 Niet tijdige en niet volledige aanvraag

Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, kan het college besluiten deze aanvraag niet in behandeling te nemen. Ter weging voor het wel ontvankelijk verklaren van een te laat ingediend verzoek, dient de subsidievrager het college schriftelijk melding te maken van de redenen van de te late indiening.

Indien de aanvraag niet volledig is, wordt door het college een hersteltermijn van vier weken gegeven. Indien de aanvrager dan nog niet de (juiste) gegevens indient, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 8 Beslistermijn

Op grond van afdeling 4.1.3. van de wet moet een beschikking worden gegeven binnen een redelijke termijn. De maximale termijn bedraagt 8 weken voor incidentele subsidies. In het algemeen is deze termijn van maximaal 8 weken toereikend om een beslissing op aanvraag te nemen. Indien daartoe aanleiding bestaat (afhankelijk van de aard en complexiteit van de aanvraag) kan een nieuwe redelijke termijn worden gesteld. Uitgangspunt is dat daarover tijdig wordt gecommuniceerd met aanvrager. Dit is van belang gelet op de tijdige afdoening gelet op de Wet Dwangsom.

Voor structurele subsidies geldt dat aanvragen voor 1 september worden ingediend voorafgaande aan het jaar waarop deze betrekking heeft. Dit betekent dat een verzoek binnen deze categorie voor het jaar 2012 moet worden ingediend voor 1 september 2011. De beschikking dient te worden afgegeven voor 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. De beschikking voor het jaar 2012 dient daarom voor 31 december 2011 te zijn afgegeven.

Artikel 9 Aanvraag subsidievaststelling zonder voorafgaande beschikking tot verlening

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om subsidie vast te stellen zonder dat er een beschikking tot verlening is geweest.

Het subsidietraject bestaat normaal gesproken uit drie fases: 1. subsidieverlening (afdeling 4.2.3.van de wet); 2. subsidievaststelling (afdeling 4.2.5 van de wet); 3. uitbetaling. Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de afgelegde verantwoording waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. Op basis van artikel 4.45 van de wet legt de aanvrager rekening en verantwoording af over hetgeen met de subsidie is gerealiseerd. In bepaalde gevallen bijvoorbeeld het verlenen van een waarderingssubsidie kan er sprake zijn van directe subsidievaststelling. Dan gaat er geen verleningbeschikking aan vooraf. Het gaat immers om de "waardering" van bepaalde activiteiten van de aanvrager in het algemeen waarbij er geen afspraken worden gemaakt omtrent de uitvoering ervan. De aanvrager hoeft zich dus achteraf niet te verantwoorden over wat hij met de subsidie concreet heeft gedaan.

Ook bij structurele subsidies van geringe omvang wordt uit praktische overwegingen direct met toepassing van artikel 4:43 van de wet de subsidie vastgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag voor het daarop volgend jaar wordt aan de hand van de ingediende rekening getoetst of er aanleiding is de subsidierelatie te wijzigen.

Ten aanzien van de in acht te nemen beslistermijnen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 8. In de verordening zijn geen van de wet afwijkende beslistermijnen opgenomen.

Artikel 10 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn weigeringsgronden opgenomen die gelden voor alle subsidiesoorten. Deze weigeringsgronden zijn een aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de wet. Artikel 4:35 stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvraag niet zal voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Indien een aanvraag wordt ingediend buiten de daarvoor gestelde termijn kan uit toepassing van artikel 4:5 van de wet volgen dat deze buiten behandeling wordt gelaten.

Lid 2 van dit artikel regelt daarnaast nog dat subsidie wordt geweigerd onder de a. tot en met g. genoemde punten.

Artikel 11 Begrotingsvoorbehoud

Het kan in de praktijk voorkomen dat een subsidie verleend wordt ten laste van de Programmabegroting op het moment dat de begroting nog niet is vastgesteld. Subsidie wordt dan verleend onder de voorwaarde dat er voldoende middelen beschikbaar komen.

Artikel 12 Voorbehoud subsidie van andere bestuursorganen

Indien een subsidieontvanger subsidie van een ander bestuursorgaan, kan het bedrag lager worden vastgesteld.

Artikel 13 Verplichten van de subsidieontvanger

Artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht regelt de verplichtingen van de subsidie-ontvanger. Expliciet is in artikel 13 opgenomen dat wezenlijke wijzigingen die verband houden met de subsidieverlening gemeld worden.

Artikel 14 Informatieplicht

Dit artikel is opgenomen als verplichting voor de subsidie-ontvanger. Het gaat er hierbij om dat de gesubsidieerde activiteiten plaatsvinden, echter indien er redenen zijn dat deze geen doorgang kunnen vinden, dit terstond door de subsidie-ontvanger aan het college bericht wordt. Ook indien een dergelijke activiteit beëindigd of gedeeltelijk beëindigd wordt.

Artikel 15 Vermogensvorming

De Awb noemt bepaalde situaties waarin een vergoeding van vermogenswaarden is verschuldigd. Voorwaarden waaronder deze verstrekt worden, worden opgenomen in subsidieverleningsbechikkingen.

Artikelen 16, 17 en 18 Subsidievaststelling

De artikelen 16, 17 en 18 regelen de wijze van subsidievaststelling. Subsidies tot € 10.000,-- behoeven niet meer verantwoord te worden. De subsidieverlening is ook meteen de subsidievaststelling. Met name scheelt dit veel werk voor veel besturen van vrijwilligersorganisaties.

Subsidie van € 10.000,-- tot € 20.000,-- kennen een verantwoording bestaande uit een jaarverslag en een jaarrekening. Deze worden voor 1 september ingediend volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft. De jaarrekening betreft de financiële verantwoording. Het jaarverslag kent een verantwoording van activiteiten en prestaties geleverd in de subsidiabele periode.

De budgetsubsidies vanaf € 20.000,-- worden jaarlijks verantwoord via de marap die in juli ingediend en besproken wordt met het college Dit gaat over de lopende periode (eerste zes maanden). Afspraken worden gemaakt over de inrichting van de marap. In januari volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft, wordt een tweede marap ingediend nu over het hele jaar. Deze wordt besproken zijnde terugblik op het afgelopen jaar en vooruitblik op het komende jaar. Jaarrekening en jaarverslag worden ook ingediend voor 1 september volgend op het jaar waarop het betrekking heeft.

De beslissing op een verzoek tot subsidievaststelling dient binnen 8 weken na indiening plaats te vinden, maar in elk geval voor 1 oktober volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

Artikel 19 Intrekking en wijziging

Afdeling 4.2.6 kent bepalingen op basis waarvan een subsidie kan worden ingetrokken of gedeeltelijk kan worden betaald. In dit artikel worden situaties genoemd waarin dit ook kan plaatsvinden.

Artikel 20 Betaling

Artikel 21 Voorschotten

Artikel 4:54 van de wet bepaalt dat alleen voorschotten mogelijk zijn indien zulks in de wet (verordening) of bij subsidieverlening is bepaald. Dit artikel behoeft verder geen toelichting.

Artikel 22 Terugvordering

Dit artikel maakt het mogelijk dat het college verleende subsidiegelden kan terugvorderen.

Artikel 23 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening of deelverordening te worden neergelegd.

  • 2.

    De volgende verordeningen wordt ingetrokken op het in lid 1 genoemde tijdstip: de Algemene subsidieverordening Zwartewaterland 2007, vastgesteld op 6 juli 2006.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Artikel 25 Citeertitel

Voor de hier opgenomen overgangs- en slotbepalingen is gebruik gemaakt van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.

hvn/beleid

23 april 2010