Regeling vervallen per 01-08-2020

Subsidieregeling peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Goeree-Overflakkee

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Goeree-Overflakkee.

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

gezien hun besluit d.d. 15 maart 2016 inzake Harmonisatie peuterspeelzaalwerk Goeree-Overflakkee en hun besluit d.d. 1 november 2016 inzake Uitgangspunten en subsidievoorwaarden peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE);

gelet op titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee 2015;

besluiten vast te stellen de volgende regeling: Subsidieregeling peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Goeree-Overflakkee.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete;

  • b.

    doelgroeppeuter: kind dat op indicatie van het CJG in aanmerking komt voor een peuterplek VVE;

  • c.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in de gemeente Goeree-Overflakkee gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuteropvang wordt uitgevoerd en die in het LRKP staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

  • d.

    inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar;

  • e.

    kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • f.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang;

  • g.

    LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

  • h.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek, hetzij regulier, hetzij VVE. voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • i.

    ouders: ouder(s) of verzorgers van de peuter;

  • j.

    overdrachtsformulier: het in de gemeente Goeree-Overflakkee gebruikte overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven. Dit document wordt vervolgens besproken met ouders en overgedragen naar de toekomstige basisschool;

  • k.

    peuters: in de gemeente Goeree-Overflakkee woonachtige kinderen van 2 tot 4 jaar;

  • l.

    peutergroep: een peutergroep bestaat uitsluitend uit peuterplekken regulier of peuterplekken VVE;

  • m.

    peuteropvang: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • n.

    peuteropvanglocatie: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf in de gemeente Goeree-Overflakkee in het LRKP, waar de houder peuteropvang biedt;

  • o.

    peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week voor peuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool;

  • p.

    peuterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool;

  • q.

    tabel ouderbijdrage peuteropvang 2017: tabel op basis waarvan voor gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling voor peuteropvang kan worden vastgesteld. Deze tabel is als bijlage 1 bij deze regeling gevoegd en gebaseerd op de door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde tabel voor de ouderbijdrage peuterwerk 2017;

  • r.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin;

  • s.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuteropvang voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • t.

    VVE-programma: een integraal peuterprogramma voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal- emotionele ontwikkeling.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor het in artikel 3 benoemde doel.

Artikel 3 Doel

Deze subsidieregeling heeft als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE).

Artikel 4 Aanvrager

  • 1. Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

  • 2. Een subsidieaanvraag voor peuteropvang in 2017 kan enkel worden ingediend door houders die in 2016 gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk aanboden.

  • 3. Houders die niet in aanmerking komen voor subsidie peuteropvang kunnen in 2017 alleen subsidie VVE aanvragen voor doelgroepkinderen waarvan de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Artikel 5 De aanvraag

In afwijking van het gestelde in artikel 18 eerste lid van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee 2015 moet de aanvraag worden ingediend voor 1 juli, voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 6 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 18 Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee 2015 dienen bij het aanvragen van subsidie de volgende gegevens en stukken overgelegd te worden:

    • a.

      een begroting waarin minimaal is opgenomen:

    • 1°. het bedrag van de aanvraag, totaal en verdeeld over het aantal peuterplekken regulier of VVE waarvoor subsidie wordt gevraagd met in de toelichting de opbouw en motivering van de aantallen en bedragen;

    • 2°. het gehanteerde uurtarief;

    • 3°. de totale kostprijs en de kostprijs per uur;

    • 4°. het aantal peuterplekken dat wordt bezet door peuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag en het aantal peuterplekken dat wordt bezet door peuters van ouders met recht op kinderopvangtoeslag;

    • 5°. een onderbouwde raming van de verwachte subsidie voor peuterplekken voor peuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • 6°. de openstelling en het aantal contacturen per dagdeel.

    • b.

      een overzicht van de locaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd met het bijbehorende registratienummer in het LRKP;

    • c.

      het aantal peuterplekken (regulier of VVE) dat naar verwachting per locatie gerealiseerd wordt.

  • 2. Bij een aanvraag voor subsidie VVE moeten houders onverlet het bepaalde in het eerste lid ook een werkplan VVE indienen. In dit werkplan is de inhoudelijke en organisatorische uitvoering van het VVE-programma beschreven. Het betreft minimaal de omschrijving van:

    • a.

      de zorgstructuur, alsmede het daarbij gehanteerde observatie- en registratie-instrument;

    • b.

      de wijze waarop de doorgaande lijn wordt vormgegeven en geborgd;

    • c.

      de wijze waarop de ouderbetrokkenheid wordt vormgegeven;

    • d.

      de wijze waarop de interne kwaliteitszorg is ingericht en wordt geborgd;

    • e.

      het extra educatieaanbod aan VVE-peuters.

Artikel 7 Doelgroepen

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • a.

    peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar;

  • b.

    peuters die een peuterplek regulier bezetten van twee dagdelen per week en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor twee dagdelen peuteropvang per week;

  • c.

    doelgroeppeuters die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders wel of aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie VVE beschikbaar voor het derde en vierde dagdeel per week, of alleen het derde dagdeel bij drie dagdelen VVE.

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

  • 1. Burgemeester en wethouders compenseren voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag het verschil tussen het maximum uurtarief volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (voor 2017 € 7,18) en de voor hen geldende ouderbijdrage volgens de tabel ouderbijdrage peuteropvang 2017.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks, in overleg met de aanbieders van peuteropvang en op basis van de met burgemeester en wethouders afgestemde en geaccordeerde kostprijs, een maximum uurtarief voor peuteropvang vast. Dit is het tarief dat maximaal in rekening gebracht mag worden bij ouders. Voor 2017 is het uurtarief vastgesteld op € 8,00. Burgemeester en wethouders bekostigen het verschil tussen de kostprijs en het maximum uurtarief voor de ouders van alle peuters.

  • 3. Burgemeester en wethouders subsidiëren per maand per bezette peuterplek. Er wordt gerekend met tien maanden per jaar.

  • 4. Burgemeester en wethouders subsidiëren voor alle doelgroeppeuters de kostprijs voor het derde, en indien van toepassing het vierde dagdeel VVE, volledig.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen een VVE-toeslag beschikbaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen. Deze subsidie wordt verstrekt voor peuters die een VVE-peuterplek bezetten van drie of vier dagdelen per week, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Deze VVE-toeslag bedraagt in 2017 per geplaatste doelgroeppeuter € 1.100,00 per jaar. Indien de doelgroeppeuter de VVE-plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.

  • 6. Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, door burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken in het subsidiejaar. Hierbij wordt gekeken naar:

    • a.

      het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplek (regulier en VVE);

    • b.

      het werkelijk gehanteerde uurtarief;

    • c.

      het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) de VVE-toeslag wordt ontvangen;

    • d.

      de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen onderverdeeld naar ouders met recht kinderopvangtoeslag en ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.

  • 7. Als de houder minder bezette peuterplekken (regulier en VVE) heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd, heeft dit terugvordering tot gevolg.

Artikel 9 Verdeling van middelen

Indien gelijktijdig meerdere subsidieaanvragen worden ontvangen en verstrekking van meerdere subsidies zou leiden tot een overschrijding van de vastgestelde subsidieplafonds, worden de aanvragen in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 10 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie peuteropvang

Subsidie peuteropvang wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

  • a.

    peuteropvang aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • b.

    peuteropvang aanbieden in horizontale groepen met uitsluitend 2- en 3-jarigen;

  • c.

    peuteropvang aanbieden in dagdelen van 2,5 tot 3,5 uur, voor minimaal twee dagdelen per week gedurende maximaal veertig weken per jaar;

  • d.

    peuteropvang aanbieden in groepen die bestaan uit minimaal acht en maximaal zestien peuters. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddeld aantal peuters per groep per jaar. In het geval dat op een bestaande peuteropvanglocatie in een van de kleine kernen de laatste en enige groep onder het minimum aantal van gemiddeld acht peuters per groep per jaar komt, kunnen burgemeester en wethouders in verband met de leefbaarheid in de kleine kernen de afweging maken om af te wijken van deze subsidievoorwaarde;

  • e.

    de ontwikkeling van alle peuters volgen middels een observatiesysteem;

  • f.

    bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang geven.

  • g.

    van ouders die aangeven recht te hebben op een gesubsidieerd tarief voor peuteropvang een verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag als bedoeld in bijlage 2 hebben ontvangen. De houder is verplicht deze verklaring op verzoek van burgemeester en wethouders te tonen..

Artikel 11 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie VVE

Subsidie VVE wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

  • a.

    peuteropvang aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • b.

    voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • c.

    een VVE-programma aanbieden aan de hand van een integraal VVE-peuterprogramma met aandacht voor de vier ontwikkelingsdomeinen: taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • d.

    VVE gecertificeerd zijn en waarvan het aanbod aansluit bij de landelijk erkende programmatische, personele en organisatorische kwaliteitsvereisten voor VVE;

  • e.

    een VVE-programma aanbieden in horizontale groepen met uitsluitend 2- en 3-jarigen.

  • f.

    een VVE-programma aanbieden in vier dagdelen van minimaal 2,5 uur verdeeld over verschillende dagen óf drie dagdelen van minimaal 3,5 uur verdeeld over verschillende dagen gedurende veertig weken per jaar;

  • g.

    een VVE-programma aanbieden in groepen die bestaan uit minimaal acht en maximaal zestien peuters. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddeld aantal peuters per groep per jaar, waarbij wordt gerekend met tien maanden per jaar;

  • h.

    bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang geven;

  • i.

    in een groep maximaal de verhouding 50% doelgroepkinderen versus 50% peuterplekken regulier hanteren (maximaal de helft van het totaal aantal kinderen op een groep is doelgroepkind).

Artikel 12 Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

  • 1. Voor de beoordeling van de vraag of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag die als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd, in combinatie met een inkomensverklaring van de ouder(s). De inkomensverklaring heeft betrekking op het meest recent voltooide kalenderjaar. In de periode tussen 1 januari en 1 mei is een inkomensverklaring van het daaraan voorafgaande jaar voldoende.

  • 2. Indien het verwachte verzamelinkomen over een jaar substantieel wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring(en) van het meest recent voltooide kalenderjaar, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.

  • 3. De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan en van bevindingen van deze toetsing.

Artikel 13 De ouderbijdrage

  • 1. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verwachte verzamelinkomen. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring en eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in artikel 12, tweede lid.

  • 2. Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen stelt houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de tabel ouderbijdrage peuteropvang 2017.

Artikel 14 De subsidieverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag uiterlijk op 31 december van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvanglocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan de subsidieverlening worden herzien of ingetrokken.

  • 3. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft blijkt dat het uurtarief op de betreffende peuteropvanglocatie voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door burgemeester en wethouders te subsidiëren peuterplekken, terwijl het aanbod in uren per week en weken per jaar voor deze ouders gelijk is, wordt de subsidie geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

Artikel 15 Verantwoording subsidie

  • 1. In aanvulling van het gestelde in artikel 12 van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee 2015 levert houder op uiterlijk 15 juni van het lopende subsidiejaar een tussenrapportage over de periode januari tot en met mei van dat jaar aan burgemeester en wethouders aan. In deze tussenrapportage is minimaal opgenomen:

    • a.

      per locatie en per maand het totaal aantal bezette peuterplekken;

    • b.

      per locatie en per maand het aantal doelgroepkinderen dat een VVE-programma van drie of vier dagdelen volgt;

    • c.

      per locatie en per maand het aantal peuterplekken dat wordt bezet door peuters van ouders met recht op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      per locatie en per maand het aantal peuterplekken dat wordt bezet door peuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag (het aantal gesubsidieerde peuterplekken);

    • e.

      per gesubsidieerde peuterplek de hoogte van het door de gemeente bij te dragen subsidiebedrag.

  • 2. In afwijking van het gestelde in artikel 12 van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee 2015 levert houder op uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een verzoek in tot subsidievaststelling. Bij het verzoek tot subsidievaststelling wordt naast een inhoudelijk en financieel verslag van de uitgevoerde activiteiten een eindrapportage aan burgemeester en wethouders aangeleverd. In deze eindrapportage is minimaal opgenomen:

    • a.

      per locatie en per maand het totaal aantal bezette peuterplekken;

    • b.

      per locatie en per maand het aantal doelgroepkinderen dat een VVE-programma van drie of vier dagdelen volgt;

    • c.

      per locatie en per maand het aantal peuterplekken dat wordt bezet door peuters van ouders met recht op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      per locatie en per maand het aantal peuterplekken dat wordt bezet door peuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag (het aantal gesubsidieerde peuterplekken);

    • e.

      per gesubsidieerde peuterplek de hoogte van het door de gemeente bij te dragen subsidiebedrag;

    • f.

      een evaluatie van het werkplan VVE zoals ingediend bij de aanvraag.

  • 3. De subsidieontvanger maakt in de verantwoording inzichtelijk dat er sprake is van een volledig gescheiden financiële administratie van publieke en private middelen.

  • 4. De subsidieontvanger kan burgemeester en wethouders verzoeken om uitstel van de in het eerste en tweede lid genoemde verplichting. Een dergelijk verzoek wordt minimaal vier weken voor de genoemde datum voorzien van een motivering ingediend.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen bij de houder nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder verplicht burgemeester en wethouders desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen van de hoogte van het gezinsinkomen;

    • b.

      verklaringen geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VVE-indicaties, afgegeven door het CJG, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

Artikel 16 Vaststelling subsidie

  • 1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van hetgeen gesteld in artikel 8, eerste tot en met vijfde lid, op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 15, tweede lid.

  • 2. Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door burgemeester en wethouders gesubsidieerde peuterplekken, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie herzien of lager vaststellen.

Artikel 17 Onvoorziene gevallen

Burgemeester en wethouders beslissen in alle voorkomende gevallen waarin deze subsidieregeling niet voorziet.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen van deze subsidieregeling afwijken voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 19 Intrekking voorgaande regeling

De Subsidieregeling peuterspeelzalen Goeree-Overflakkee wordt ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1. De vaststelling van subsidies verstrekt op grond van de in artikel 19 genoemde regeling geschiedt met toepassing van die regeling.

  • 2. Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de artikel 19 genoemde regeling en waarop nog niet is beslist op de datum van inwerkingtreding van deze regeling, wordt beslist met toepassing van deze regeling.

  • 3. Op bezwaarschriften die zijn ingediend tegen een op grond van de in artikel 19 genoemde regeling genomen besluit en waarop nog niet is beslist op de datum van inwerkingtreding van deze regeling, wordt beslist met toepassing van die regeling.

  • 4. In afwijking van artikel 5 dienen subsidieaanvragen voor het jaar 2017 ingediend te worden voor 1 februari 2017.

  • 5. In afwijking van artikel 14, eerste lid, beslissen burgemeester en wethouders uiterlijk 15 april 2017 op aanvragen die betrekking hebben op het boekjaar 2017.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 22 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Goeree-Overflakkee.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 13 december 2016 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Bijlage 1 Tabel ouderbijdrage peuterwerk 2017 behorend bij artikel 1 onder q van de Subsidieregeling peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Goeree-Overflakkee

Gezamenlijk toetsingsinkomen gezin 2017

Ouderbijdrage peuterwerk 2017 per uur

1e kind

2e kind

lager dan

€ 18.485

€ 0,43

€ 0,36

€ 18.486

€ 28.421

€ 0,49

€ 0,37

€ 28.422

€ 39.109

€ 0,91

€ 0,42

€ 39.110

€ 53.193

€ 1,43

€ 0,44

€ 53.194

€ 76.462

€ 2,48

€ 0,65

€ 76.463

€ 105.955

€ 4,19

€ 1,01

€ 105.956

en hoger

€ 4,79

€ 1,88

Bijlage 2 Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag behorend bij artikel 10 onder g van de Subsidieregeling peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Goeree-Overflakkee

i283186.pdf [Klik hier om het document te downloaden]