Regeling vervallen per 31-07-2019

Landsverordening inrichting en organisatie landsoverheid

Geldend van 10-10-2010 t/m 09-10-2010

Intitulé

Landsverordening inrichting en organisatie landsoverheid

§ 1 Structuur van de ambtelijke organisatie

Artikel 1

  • 1. Ingesteld worden de volgende ministeries:

    • a.

      het ministerie van Algemene Zaken;

    • b.

      het ministerie van Financiën;

    • c.

      het ministerie van Justitie;

    • d.

      het ministerie van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport;

    • e.

      het ministerie van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid;

    • f.

      het ministerie van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie;

    • g.

      het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur.

  • 2. De hoofdstructuur van de ministeries bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a.

      kabinet van de minister;

    • b.

      secretaris-generaal;

    • c.

      stafbureau;

    • d.

      afdeling;

    • e.

      sectie;

    • f.

      uitvoerende organisaties;

    • g.

      ondersteunende diensten, in voorkomende gevallen.

  • 3. De verantwoordelijkheid voor een ministerie wordt gedragen door een minister. Een minister kan de verantwoordelijkheid dragen voor meer dan één ministerie.

Artikel 2

  • 1. Elk ministerie heeft een Kabinet van de minister.

  • 2. Het Kabinet is belast met de ondersteuning van de minister en met de afhandeling van politiek gevoelige aangelegenheden en met de politieke advisering ten behoeve van de minister.

  • 3. De minister is eindverantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het Kabinet.

Artikel 3

  • 1. Onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van de minister is de secretaris-generaal eindverantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het ministerie.

  • 2. De secretaris-generaal is wat betreft het functioneren van de afdelingen van het ministerie verantwoordelijk voor zowel de bedrijfsvoering, als voor de resultaten van de afdelingen.

Artikel 4

  • 1. Elk ministerie heeft een Stafbureau.

  • 2. Het bureau ondersteunt de secretaris-generaal en treedt op als dienstverlener van de afdelingen. In het stafbureau zijn de controllersfunctie, de functie van beleidssecretaris en de financiële beleidsfunctie ondergebracht.

  • 3. De secretaris-generaal is eindverantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het Stafbureau.

Artikel 5

  • 1. Een afdeling is een organisatorische eenheid binnen de ambtelijke organisatie belast met het ontwikkelen en formuleren van beleid voor het ministerie.

  • 2. Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd, belast met de taakuitvoering van de afdeling en verantwoording schuldig aan de secretaris-generaal.

Artikel 6

  • 3. De ministeries bestaan uit de volgende afdelingen:

    • a.

      Ministerie van Algemene zaken:

      • i.

        Juridische zaken en Wetgeving;

      • ii.

        Binnenlandse aangelegenheden en Koninkrijksrelaties;

      • iii.

        Buitenlandse betrekkingen;

      • iv.

        Public Service Center.

    • b.

      Ministerie van Financiën:

      • i.

        afdeling Financiën;

      • ii.

        afdeling Fiscale zaken;

    • c.

      Ministerie van Justitie:

      • i.

        Justitiële zaken;

    • d.

      Ministerie van Onderwijs, Cultuur, Jeugd- en Sportzaken:

      • i.

        Onderwijs;

      • ii.

        Cultuur;

      • iii.

        Jeugd- en Sportzaken;

    • e.

      Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling:

      • i.

        Volksgezondheid;

      • ii.

        Sociale Ontwikkeling;

      • iii.

        Arbeid;

    • f.

      Ministerie van Toerisme, Economische Zaken, Vervoer en Telecommunicatie:

      • i.

        afdeling Economie, Vervoer en Telecommunicatie;

    • g.

      Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur:

      • i.

        afdeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur.

Artikel 7

  • 1. Een uitvoerende organisatie is een organisatorische eenheid binnen de ambtelijke organisatie, belast met uitvoerende taken op een bepaald beleidsterrein.

  • 2. Een inspectie is een uitvoerende organisatie belast met het toezicht op de naleving van regelgeving.

  • 3. De taken van een uitvoerende organisatie zijn uitsluitend van uitvoerende aard, gericht op de uitvoering van het beleid zoals dat is geformuleerd door de minister.

  • 4. Een uitvoerende organisatie is bevoegd de minister, door tussenkomst van de secretaris-generaal, aandachtspunten voor beleid aan te reiken.

Artikel 8

  • 1. Het hoofd van een uitvoerende organisatie draagt zorg voor de uitvoering van de aan de organisatie opgedragen taken op basis van een managementovereenkomst gesloten met de minister.

  • 2. Het hoofd is eindverantwoordelijkheid voor de dagelijkse leiding van een uitvoerende organisatie.

Artikel 9

Onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de hierna volgende ministers ressorteren de volgende uitvoerende organisaties:

  • a.

    Minister van Algemene Zaken:

    • i.

      Dienst Brandweer;

    • ii.

      Dienst Burgerzaken;

    • iii.

      Dienst Communicatie;

    • iv.

      Dienst Middelen en Ondersteuning;

  • b.

    Minister van Financiën:

    • i.

      Belastingdienst;

    • ii.

      Dienst Comptabiliteit;

  • c.

    Minister van Justitie:

    • i.

      Korps Politie Sint Maarten;

    • ii.

      Gevangenis en Huis van Bewaring;

    • iii.

      Immigratie en Naturalisatiedienst;

    • iv.

      Landsrecherche;

    • v.

      Douane;

    • vi.

      Meldpunt Ongebruikelijke Transacties;

  • d.

    Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd- en Sportzaken:

    • i.

      Inspectiedienst Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport;

    • ii.

      Dienst Studiefinanciering;

    • iii.

      Dienst Studentenondersteuning;

    • iv.

      Dienst Onderwijs Innovatie;

    • v.

      Dienst Examens;

    • vi.

      Dienst Openbaar Onderwijs;

  • e.

    Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling:

    • i.

      Inspectiedienst Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid;

    • ii.

      Sociale Dienst;

    • iii.

      Dienst Sociale Verzekering en Ziektenkosten;

    • iv.

      Dienst Ambulance Hulpverlening;

    • v.

      Dienst Collectieve Preventie;

    • vi.

      Dienst Volksontwikkeling, Gezin en Humanitaire zaken;

    • vii.

      Dienst Arbeidszaken;

  • f.

    Minister van Toerisme, Economische Zaken, Vervoer en Telecommunicatie:

    • i.

      Meteorologische Dienst;

    • ii.

      Dienst Economische Vergunningen;

    • iii.

      Inspectiedienst Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie;

    • iv.

      Dienst Lucht-, en Scheepvaart;

    • v.

      Dienst Toerisme;

    • vi.

      Dienst Statistiek;

  • g.

    Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur:

    • i.

      Dienst Nieuwe Werken;

    • ii.

      Dienst Beheer;

    • iii.

      Domeinbeheer;

    • iv.

      Inspectie;

    • v.

      Vergunningen.

Artikel 10

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de kwaliteit en de kwantiteit van de formaties van de ambtelijke organisatie vastgesteld.

§ 2 Taken van de ambtelijke organisatie

Artikel 11

Elk ministerie heeft ten minste de volgende algemene taken:

  • a.

    de voorbereiding van beleid met betrekking tot aangelegenheden welke het desbetreffende ministerie raken;

  • b.

    de voorbereiding van wet- en regelgeving met betrekking tot aangelegenheden welke het desbetreffende ministerie raken;

  • c.

    de coördinatie en uitvoering van hetgeen bij of krachtens wettelijke regeling aan het desbetreffende ministerie in het bijzonder is opgedragen of geacht moet worden daartoe te behoren;

  • d.

    de coördinatie en uitvoering van hetgeen krachtens medeondertekening valt onder de verantwoordelijkheid van de minister die verantwoordelijk is voor het desbetreffende ministerie;

  • e.

    het monitoren, controleren en evalueren van het beleid en de uitvoering hiervan door de afdelingen en uitvoerende organisaties. In dit kader wordt gekeken naar de effectiviteit en efficiëntie van beleid.

Artikel 12

Het ministerie van Algemene Zaken heeft als doelstelling het behartigen van de eigen aangelegenheden van het Land op het gebied van binnenlandse aangelegenheden en koninkrijksrelaties, buitenlandse betrekkingen, juridische zaken en wetgeving, personeelsbeleid, automatisering, communicatie, publieke en interne dienstverlening, programma- en projectmanagement, alsmede fondsenwerving.

Artikel 13

Onverminderd artikel 9 is het ministerie van Algemene Zaken belast met de ondersteunende taken voor alle ministeries op het gebied van:

  • a.

    personeel en organisatie;

  • b.

    informatie- en communicatietechnologie;

  • c.

    facilitaire zaken en inkoop;

  • d.

    documentatie en archief;

  • e.

    externe en interne communicatie.

Artikel 14

Het ministerie van Financiën heeft als doelstelling het behartigen van de eigen aangelegenheden van het Land op het gebied van financiën, fiscale en monetaire zaken, bank- en kredietwezen, alsmede het deelnemingenbeleid van Land.

Artikel 15

Het ministerie van Justitie heeft als doelstelling het scheppen van randvoorwaarden voor de handhaving van de veiligheid, orde en rust, en de waarborging van het recht binnen de samenleving.

Artikel 16

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport heeft als doelstelling het behartigen van de eigen aangelegenheden van het Land op het gebied van onderwijs, cultuur, jeugd en sport.

Artikel 17

Het ministerie van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid heeft als doelstelling het behartigen van de eigen aangelegenheden van het Land op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheidszorg, de sociale ontwikkeling en de arbeid.

Artikel 18

Het ministerie van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie heeft als doelstelling het behartigen van de eigen aangelegenheden van het Land op het gebied van toerisme, economie, vervoer, telecommunicatie en de statistiek.

Artikel 19

Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI) heeft als doelstelling het behartigen van de eigen aangelegenheden van het Land op het gebied van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, milieu, natuur en infrastructuur.

Artikel 20

  • 1. De taken waarmee een ministerie is of wordt belast, alsmede de inrichting en organisatie van afdelingen en uitvoerende organisaties worden, met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 9, nader geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerking tussen de ministeries.

§ 3 Structurering werkzaamheden

Artikel 21

  • 1. Ten behoeve van het opstellen van een raming voor de begroting voor een dienstjaar, bedoeld in artikel 34 van de Comptabiliteitslandsverordening, beleidsplan op met daaraan gekoppeld de begrote inzet van mensen en middelen per beleidsdoel of project.

  • 2. Het jaarplan wordt door tussenkomst van de secretaris-generaal aan de verantwoordelijke minister ter goedkeuring voorgelegd.

  • 3. Aan de hand van de jaarplannen van de afdelingen wordt de raming, bedoeld in het eerste lid, voor het ministerie opgesteld.

  • 4. De plannen, begrotingen, periodieke rapportages over de voortgang van de uitvoering en over de afsluiting van het begrotingsjaar worden behandeld in de ministerraad.

Artikel 22

  • 1. Ter uitvoering van de door de Staten goedgekeurde begroting voor een ministerie wordt door elke afdeling een activiteitenplan per beleidsveld of project opgesteld.

  • 2. Over de uitvoering van het activiteitenplan wordt door het afdelingshoofd periodiek aan de secretaris-generaal verslag gedaan.

Artikel 23

  • 1. Er is een gestructureerd overleg van de secretarissen-generaal van de ministeries.

  • 2. Het overleg van de secretarissen-generaal vergadert in beginsel tenminste éénmaal per twee maanden over aangelegenheden:

    • a.

      die voor alle ministeries op soortgelijke wijze van belang zijn, dan wel;

    • b.

      die ministerie-overschrijdend zijn, dan wel;

    • c.

      de bedrijfsvoering binnen de totale overheidsheidsorganisatie betreffende, dan wel;

    • d.

      het personeelsbeleid- en beheer betreffende, dan wel;

    • e.

      overigens, op verzoek van tenminste twee secretarissen-generaal.

  • 3. De secretarissen-generaal treden bij toerbeurt op als voorzitter van het overleg.

  • 4. De minister-president vergadert tenminste éénmaal per half jaar met het overleg van secretarissen-generaal. Hij treedt dan op als voorzitter van het overleg.

  • 5. Iedere minister kan, voor zover het zijn beleidsterrein betreft, het overleg van secretarissen-generaal bijeen roepen. Alsdan treedt hij op als voorzitter van het overleg.

  • 6. De werkwijze van het overleg wordt vastgelegd in een reglement van orde dat op voordracht van de secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken door het overleg wordt vastgesteld.

  • 7. Het secretariaat van het overleg wordt gevoerd door het ministerie van Algemene Zaken.

§ 4 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 24

Na inwerkingtreding van deze landsverordening berusten de organisatiebesluiten ter uitvoering van de Organisatieverordening van het eilandgebied Sint Maarten, op de artikelen 10 en 20 van deze landsverordening, met dien verstande dat in plaats van “sectoren” wordt gelezen: ministeries.

Artikel 25

Deze landsverordening wordt aangehaald als: de Landsverordening inrichting en organisatie landsoverheid.