Regeling vervallen per 01-01-2007

Havenverordening Terschelling 2006

Geldend van 24-11-2006 t/m 31-12-2006

Intitulé

Havenverordening Terschelling 2006

INHOUD Paragraaf 1 Algemene bepalingen 2Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 2Artikel 1.2 Toepassingsgebied. 2Artikel 1.3 Vergunningen en ontheffingen. 2Artikel 1.4 Verplichtingen van houders van vergunningen of ontheffingen. 3Paragraag 2 Orde in openbaar water 3Artikel 2.1 Verkeerstekens 3Artikel 2.2 Verbod tot het innemen van ligplaats. 3Artikel 2.3 Afmetingen van schepen. 4Artikel 2.4 Gebruik van ligplaats voor bijzondere doeleinden. 4Artikel 2.5 4Artikel 2.6 Voorzieningen 4Artikel 2.7 Onttrekken van water en stroom door derden 5Artikel 2.8 Verplichting reinigen openbare kaden, terreinen en wegen 5Artikel 2.9 Betreden en losmaken van schepen 5Artikel 2.10 Gezonken schepen e.d. 5Artikel 2.11 Toewijzing van een ligplaats 5Artikel 2.12 Wijziging ligplaats 5Artikel 2.13 Verhalen gemeerd liggende schepen. 6Artikel 2.14 Meld- en uitluisterplicht 6Paragraaf 3 Gebruik van de haven 6Artikel 3.1 Recreatievaart en zeilvaart in de haven 6Artikel 3.2 Handel te water 6Artikel 3.3 Schade aan eigendommen van de gemeente Terschelling 6Paragraaf 4 Veiligheid in openbaar water 7Artikel 4.1 Verontreiniging van lucht, stank of hinder veroorzakende stoffen. 7Artikel 4.2 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen 7Artikel 4.3 Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen 7Paragraaf 5 Slot- en strafbepalingen 7Artikel 5.1 Aanwijzingen 7Artikel 5.2 Toezichthoudende ambtenaren 8Artikel 5.3 Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen 8Artikel 5.4 Betreden van ruimten en plaatsen 8Artikel 5.5 Strafbepaling 8Artikel 5.6 Inwerkingtreding/naam van de verordening 8

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1.1 - Begripsomschrijvingen 10Artikel 1.2 - Toepassingsgebied 10Artikel 1.3 - Vergunningen en ontheffingen 10Artikel 2.1 - Verkeerstekens 11Artikel 2.2. - Verbod tot innemen van ligplaats 11Artikel 2.3 - Afmetingen van schepen. 12Artikel 2.4 - Gebruik van ligplaats voor bijzondere doeleinden 12Artikel 2.5 13Artikel 2.6 - Voorzieningen 13Artikel 3.1 - Recreatievaart en zeilvaart in de haven 13Artikel 4.1 - Verontreiniging van lucht, stank of hinder veroorzakende stoffen. 13Artikel 4.2 - Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen 13Artikel 4.3 - Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen 13Artikel 5.1 - Aanwijzingen 13

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop rustende besluiten wordt verstaan ondera. Raad: de gemeenteraad van Terschelling;b. Het college: het college van burgemeester en wethouders;c. Havenmeester : degene die door het college als zodanig is benoemd, of degene die hem vervangt;d. Schip: elk vaartuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water, met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvaartuig, een drijvende boorinstallatie, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton en elk ander drijvend werktuig, drijvend voorwerp of drijvende inrichting van soortgelijke aard;e. Handel te water: het in de haven te koop aanbieden, verkopen of anderszins vervreemden van enig goed, met gebruikmaking van een daartoe bestemd en tijdens genoemde handelingen aanwezig vaartuig;f. Kapitein: degene die een zeeschip voert; g. Schipper: degene die een binnenschip voert;h. Haven: het openbaar watergebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart;i. Openbaar water: alle wateren binnen de gemeente Terschelling, die zij het ook met enige beperkingen, voor de scheepvaart toegankelijk zijn, met inbegrip van de daarbij behorende kunstwerken;j. Ligplaats: het gedeelte van het openbaar water waarop een schip gemeerd dan wel geankerd ligt.k. BPR: het Binnenvaartpolitiereglement;l. Woonschip: Elk vaartuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot een als hoofdverblijf geldend dag-of nachtverblijf van één of meer personen. 

Artikel 1.2 Toepassingsgebied.

Deze verordening is van toepassing op alle wateren binnen de gemeente die voor de scheepvaart openstaan, alsmede op de scheepshellingen, dokken, kades en alle zich in de onmiddellijke nabijheid van deze wateren bevindende kunstwerken, welke in eigendom of beheer van de gemeente Terschelling en welke op een bij deze verordening behorende kaart nader zijn aangegeven.

Artikel 1.3 Vergunningen en ontheffingen.

  • 1 Het college kan vergunningen en ontheffingen verlenen en daaraan beperkingen en voorschriften verbinden. De beperkingen en voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmede de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2 Op de vergunning of ontheffing wordt de geldigheidsduur ervan vermeld.

  • 3 Indien een vergunning of ontheffing wordt verleend ter vervanging van een voorgaande vergunning of ontheffing, kunnen de beperkingen en voorschriften worden gewijzigd.

  • 4 De verlening van een vergunning of ontheffing geschiedt schriftelijk;de verlening van een ontheffing kan in spoedeisende gevallen voor een éénmalige gedraging of handeling van korte duur mondeling geschieden. 

  • 5 Een vergunning of ontheffing wordt in ieder geval geweigerd :a. in het belang van de openbare orde;b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;c. in het belang van de verkeersvrijheid of veiligheid in openbaar water;d. indien een doelmatig gebruik van de haven zich daartegen verzet;e. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;f. indien van een eerdere vergunning of ontheffing gebleken is, dat hiervandoor de houder geen gebruik is gemaakt;g. indien een eerdere vergunning of ontheffing is ingetrokken conform artikel 1.3, lid 7 onder b;h. vanwege strijd met het bestemmingsplan. 

  • 6 In het geval, bedoeld in het vijfde lid onder f, kan toch verlening plaats vinden indien op genoegzame wijze is aangetoond dat om gegronde reden geen gebruik kon worden gemaakt van de ontheffing of vergunning.

  • 7 Het college kan een vergunning, een ontheffing of een verlenging van een geldigheidsduur intrekken indien:a. een reden waarom zij werd verleend of verlengd is vervallen;b. een daaraan verbonden beperking of voorschrift niet wordt nageleefd;c. zich na de verlening of verlenging een zodanig feit of omstandigheidvoordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening of verlenging bekend was geweest, de vergunning, de ontheffing of de verlenging van de geldigheidsduur niet of niet in die vorm zou zijn verleend. 

  • 8 De geldigheidsduur van een vergunning of ontheffing wordt niet verlengd indien:a. gebleken is dat gedurende het laatste tijdvak van geldigheid door de aanvrager geen gebruik is gemaakt van de eerder verleende vergunning of ontheffing;b. De redenen van orde en veiligheid in de haven zich tegen een verlenging van de geldigheidsduur verzetten. 

  • 9 Het college kan bevoegdheden mandateren aan de havenmeester(s). Dit moet via een mandaatregeling gebeuren.

Artikel 1.4 Verplichtingen van houders van vergunningen of ontheffingen.

  • 1 De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht op eerste aanvraagvan een toezichthoudende ambtenaar of een opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 5.2 eerste lid en artikel 5.4 het bezit van de vergunning of ontheffing aan te tonen. 

  • 2 De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht om bij gebruik van een vergunning of ontheffing de aan de vergunning of ontheffing verbonden beperkingen en voorschriften in acht te nemen

Paragraaf 2 Orde in openbaar water

Artikel 2.1 Verkeerstekens

  • 1 Het is verboden met een schip, waaronder begrepen een woonschip, ligplaats in te nemen of zich met het schip op een ligplaats te bevinden

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet, indien ligplaats wordt ingenomen met een schip, niet zijnde een woonschip, in een geval als hierna bedoeld:a. in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte, in artikel 2.1 bedoelde, tekens en nadere aanduidingen;b. met een vergunning als bedoeld in artikel 2.4;c. met vergunning van het college; 

  • 3 Het afmeren van een schip dient te geschieden naar goed zeemansgebruik.

  • 4 De schippers van naast elkaar liggende vaartuigen zijn verplicht ten gerieve van elkaar de nodige ruimte te maken voor het verhalen of wegvaren. Iedere schipper moet gedogen dat een ander vaartuig ter zijde van het zijne wordt afgemeerd en daar gebruik van gemaakt wordt om de wal te bereiken, evenwel niet om te laden en te lossen.

     

Artikel 2.3 Afmetingen van schepen.

  • 1 Het is verboden om ligplaats te kiezen met een schip, dan wel een samenstel van schepen met afmetingen groter dan is aangegeven in bijlage 13 van het BPR voor de haven van Terschelling ( 85 x 12.00 x 3.40 meter);

  • 2 Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

     

Artikel 2.4 Gebruik van ligplaats voor bijzondere doeleinden.

  • 1 Het is verboden een schip, op een ligplaats te gebruiken als opslagplaats, magazijn, werkplaats, expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, tenzij het gebruik van een schip gebonden is aan de aard van het beroep of bedrijf of indien wordt gehandeld met vergunning van het college.

  • 2 Het is verboden een schip op te leggen zonder vergunning van het college.

  • 3 Het is verboden een schip te slopen zonder vergunning van het college.

Artikel 2.5

  • 1 . Het is verboden:a. in de steigers of palen te spijkeren, te boren en/ of veranderingen aan te brengen;b. enig voorwerp, vuilnis, afval, lompen en dergelijk in de haven of op de kades te werpen of te laten liggen;c. op de steigers voorwerpen neer te leggen of werkzaamheden te verrichten, die schade kunnen veroorzaken of het vrije verkeer kunnen verhinderen;d. in de haven op voor anderen hinderlijke wijze muziek te maken of zich op andere wijze te gedragen waardoor overlast ontstaat;e. in de haven aggregaten te laten draaien die voor anderen overlast veroorzaken;f. onder invloed van alcohol of anderszins onbekwaam een vaartuig te besturen;g. aan boord van vaartuigen en op de steigers open vuur aanwezig te hebben;h. buiten het geval van noodzaak of wanneer dit in geval van enige wettelijk voorschrift of de verordening verplicht is, geluidssignalen of lichtsignalen te geven;i. op de steigers en kaden honden uit te laten of los te laten lopen;j. zich met enig vaartuig in de haven te bevinden met het doel logies en/of maaltijden en dranken te verstrekken, het verlenen van huisvesting of het houden van vast verblijf of een vaartuig uitsluitend of in hoofdzaak als woning te gebruiken; 

  • 2 Het college kan van het onder a,d,e,g,en j gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.6 Voorzieningen

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op schepen.

  • 3 Onder voorzieningen of voorwerpen, als bedoeld in het eerste lid, worden niet begrepen :a. trossen, draden, kettingen of andere soortgelijke voorzieningen die dienen om een schip te meren, te ankeren, te slepen of te assisteren en die als zodanig in gebruik zijn;b. planken en andere soortgelijke voorwerpen, niet zijnde vaste voorzieningen, die dienen om de toegang van of aan boord mogelijk te maken en die als zodanig in gebruik zijn; 

  • 4 Het college kan onverminderd het bepaalde in het tweede en het derde lid, van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

     

Artikel 2.7 Onttrekken van water en stroom door derden

Het is verboden aan een ieder, zonder toestemming van het college:a. water te onttrekken aan kranen die zich op de kaden en steigers bevinden.b. elektrische stroom te onttrekken aan zich op de kaden en steigers bevindende aansluitkasten. 

Artikel 2.8 Verplichting reinigen openbare kaden, terreinen en wegen

Gebruikers van de openbare kaden, steigers, terreinen en wegen zijn verplicht er op toe te zien dat, indien tengevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, waaronder transporten mede zijn begrepen, restanten lading, emballage, gebruiksvoorwerpen, garnering, vuilnis of andere daarmee gelijk te stellen stoffen op de kaden, terreinen en wegen na afloop van de werkzaamheden achterblijven, of indien die werkzaamheden langer dan een dag duren, die kaden, terreinen en wegen tenminste éénmaal per dag behoorlijk worden gereinigd.

Artikel 2.9 Betreden en losmaken van schepen

Het wederrechtelijk betreden of losmaken van schepen is verboden.

Artikel 2.10 Gezonken schepen e.d

De kapitein, schipper of eigenaar van een gezonken schip of ander gezonken voorwerp is verplicht:a. onmiddellijk tijdens het zinken daarvan mededeling te doen aan de havenmeester;b. het vaartuig of voorwerp binnen de door het college te bepalen tijd te verwijderen. 

Artikel 2.11 Toewijzing van een ligplaats

  • 1 Alvorens ligplaats in te nemen is de schipper, die geen vaste ligplaats heeft voor zijn vaartuig, verplicht zich te melden bij de havenmeester.

  • 2 Het college is bevoegd aanwijzingen te geven aan schippers, met betrekking tot het verhalen naar en het innemen van een ligplaats.

  • 3 Vaste ligplaatsen worden uitgegeven en aangewezen door of namens het college. De aanwijzing van een ligplaats ontheft de schipper niet van zijn verplichting zich ervan te overtuigen dat de plaats voor zijn vaartuig veilig is.

  • 4 ligplaatshouders zijn verplicht, indien noodzakelijk, hun ligplaats ter beschikking te stellen aan deelnemers van een evenement of de ligplaats vrij te maken.

Artikel 2.12 Wijziging ligplaats

Het college kan de houder van een ligplaatsvergunning verplichten een andere ligplaats in te nemen indien zulks noodzakelijk is in verband met een doelmatig gebruik van het openbaar water en werkzaamheden in de haven. Het college gaat tot deze maatregel niet over dan na overleg met de betrokken vergunninghouder.

Artikel 2.13 Verhalen gemeerd liggende schepen.

  • 1 Het is verboden een schip, dat niet bemand is of dat onvoldoende is bemand om het te kunnen verhalen, op een ligplaats te laten liggen.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde is niet van toepassing indien de kapitein, schipper, eigenaar of beheerder terstond voor de havenmeester bereikbaar is en zorg kan dragen voor onmiddellijke bemanning van het schip.

Artikel 2.14 Meld- en uitluisterplicht

  • 1 De kapitein of schipper van een schip, dat is uitgerust met een marifooninstallatie moet zich tijdig voor aankomst in het toepassingsgebied, genoemd in artikel 1.2, alsmede tijdig voor vertrek van een plaats gelegen binnen dat toepassingsgebied melden aan de havenmeester. Tevens dient de kapitein of schipper er zorg voor te dragen dat er wordt uitgeluisterd op het door de havenmeester gebruikte marifoonkanaal.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde melding heeft betrekking op tijdstip van aankomst, vertrek of de positie van het schip, alsmede gegevens met betrekking tot het schip de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis, dan wel andere gegevens die de havenmeester verlangt in verband met de aanwezigheid van het schip in de haven.

Paragraaf 3 Gebruik van de haven

Artikel 3.1 Recreatievaart en zeilvaart in de haven

  • 1 Het is verboden in de haven een schip uitsluitend door middel van zijn zeilen voort te bewegen, indien het schip over een bruikbare motor beschikt. De kapitein of schipper dient dan naast de zeilen de motor in bedrijf te hebben en voor onmiddellijk gebruik gereed te houden.

  • 2 Het is verboden in de haven te varen met een zeilplank, een kitesurfplank, of drijvend voorwerp

  • 3 Het is verboden in de haven een waterskiër voort te bewegen, dan wel zich op waterskies voort te bewegen of te doen voort te bewegen

  • 4 De maximumsnelheid in de haven bedraagt 7 km/uur, langs de bodem gemeten.

  • 5 Het is verboden te duiken vanaf de steigers, kades, kunstwerken en afgemeerde schepen

  • 6 Van het in het eerste tweede, derde, vierde en vijfde lid gestelde verbod kan ontheffing worden verleend door het college.

     

Artikel 3.2 Handel te water

Het is verboden zonder vergunning van het college handel vanaf een vaartuig te water te bedrijven.

Artikel 3.3 Schade aan eigendommen van de gemeente Terschelling

  • 1 Indien een schip een kunstwerk van de gemeente heeft beschadigd moet de kapitein of schipper onverwijld daarvan kennis geven aan de havenmeester

  • 2 Door een ambtenaar, als bedoeld in artikel 5.2 van deze verordening, wordt een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.

  • 3 Het schadevarende schip zal niet eerder mogen vertrekken dan nadat door of namens de kapitein of de schipper een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is gegeven ten bedrage van de door of namens het college getaxeerde schade.

Paragraaf 4 Veiligheid in openbaar water

Artikel 4.1 Verontreiniging van lucht, stank of hinder veroorzakende stoffen.

  • 1 Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof, stoom of vuilwater uit vuilwatertanks op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen, dat daardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 2 Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof, stoom of vuilwater uit vuilwatertanks op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen, dat daardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of de Wet Luchtverontreiniging

Artikel 4.2 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene, door wiens toedoen een stof of voorwerp in het water terecht komt waardoor de veiligheid of het milieu in gevaar wordt gebracht, is verplicht er voor te zorgen dat :a. daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester;b. de stof of het voorwerp onmiddellijk uit het water wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

 

Artikel 4.3 Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen

  • 1 Het college kan de kapitein of schipper een verbod opleggen om met zijn schip de haven binnen te komen, een ligplaats in te nemen of in de haven of op een ligplaats te verblijven, indien het van oordeel is dat een zodanige handeling ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder en overlast voor de haven of voor de omgeving met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.

  • 2 Het verbod wordt pas opgelegd nadat is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan maatregelen, die in het onderhavige geval door het college kunnen worden opgelegd of indien er naar hun oordeel geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming ofbeëindiging van ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder. 

  • 3 Het verbod wordt schriftelijk medegedeeld.

  • 4 De kapitein of schipper, aan wie een in het eerste lid bedoeld verbod is opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

Paragraaf 5 Slot- en strafbepalingen

Artikel 51. Aanwijzingen

  • 1 Het college kan aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer en het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade en hinder. Deze aanwijzingen vormen het havenreglement Terschelling

  • 2 Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet inzake de Luchtverontreiniging, de Wet Geluidhinder, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren, de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen, de Wet Gevaarlijke Stoffen, de Wet Chemische Afvalstoffen en de Arbeidsomstandighedenwet.

Artikel 5.2 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn, naast de in artikel 141 Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2 Zij zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van bescheiden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 3 Zij zijn bevoegd met hun apparatuur metingen te verrichten en van stoffen monsters te nemen, één en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De genomen monsters worden voor zover mogelijk aan de rechthebbende op de stoffen teruggegeven.

  • 4 Een ieder is gehouden elk bevel van de in lid 1 genoemde ambtenaren, ter uitvoering van deze verordening gegeven, op te volgen

Artikel 5.3 Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen

Een ieder is desgevraagd verplicht aan de in artikel 5.2, eerste lid, bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen en de inlichtingen te verschaffen, die naar hun redelijk oordeel voor de uitoefening van de bij deze verordening verleende bevoegdheden nodig zijn.

Artikel 5.4 Betreden van ruimten en plaatsen

Bij het uitoefenen van het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde hebben de in art 5.2, eerste lid, genoemde ambtenaren toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 5.5 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 5.6 Inwerkingtreding/naam van de verordening

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die waarop zij is afgekondigd onder gelijktijdige intrekking van de Havenverordening Terschelling 1996 ( De Kom)Deze verordening kan worden aangehaald als :"Havenverordening Terschelling 2006". 

Ondertekening

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die waarop zij is afgekondigd onder gelijktijdige intrekking van de Havenverordening Terschelling 1996 ( De Kom)Deze verordening kan worden aangehaald als :"Havenverordening Terschelling 2006". 

1

TOELICHTING

ALGEMEENDe bevoegdheid van de gemeenteraad tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften met betrekking tot het gebruik van openbaar water, in beheer bij de gemeente, berust op art 147 van de Gemeentewet, jo art 42 van de Scheep vaartverkeerswet.Laatstgenoemd artikel erkent uitdrukkelijk de bevoegdheid van gemeentebesturen om regels te stellen, voor zover de regulering niet in strijd is met de bij of krachtens de Scheepvaartverkeerswet gestelde regels.De ordening van het scheepvaartverkeer op de Nederlandse wateren vindt voor een groot deel plaats middels het door de centrale overheid vastgestelde Binnenvaartpolitiereglement.De aanvullende bevoegdheid die de gemeente toekomt heeft, in het onderhavige geval, dan ook alleen betrekking op scheepvaartwegen die niet in beheer zijn bij het Rijk. Het gemeentebestuur is ten aanzien van deze wateren bevoegd regels te stellen die strekken ten dienste van verkeersbelangen en ter bescherming van andere belangen die met het beheer van scheepvaartwegen samenhangen. Daarnaast is het gemeentebestuur bevoegd regels te stellen op grond van de openbare orde en veiligheid. In die zin is deze verordening ook een uitwerking en verbijzondering van afdeling 3 van hoofdstuk 5 van de Algemene Plaatselijke VerordeningArtikel 1.1 - BegripsomschrijvingenVoor de omschrijving van de diverse begrippen is - waar het mogelijk was - aansluiting gezocht bij de reeds bestaande wettelijke definities, maar voorop stond de wens de omschrijvingen zodanig te kiezen dat zij binnen het kader van de te regelen materie een passende betekenis zouden hebben. De begripsomschrijvingen worden in de regel in een eerste artikel bij elkaar geplaatst vanwege hun algemeen geldende betekenis bij meermalig gebruik van het betrokken begrip.d. schipDeze omschrijving, gedeeltelijk ontleend aan het BPR, is ruimer gesteld door het begrip uit te breiden met enkele typen drijvende voorwerpen of inrichtingen die niet direct bestemd zijn voor vervoer te water. De opsomming daarvan is niet limitatief.Artikel 1.2 - ToepassingsgebiedHet toepassingsgebied beperkt zich tot de wateren in eigendom en beheer bij de gemeente Terschelling en de daarmede in verbinding staande hellingen en dokken, kunstwerken, kaden en terreinen, één en ander nader op een kaart aan te geven.Artikel 1.3 - Vergunningen en ontheffingenAan het verlenen van een vergunning door het college ligt de behoefte ten grondslag om bepaalde activiteiten in de haven, die op zich niet verwerpelijk zijn, onder controle te houden om misstanden te kunnen voorkomen en tegengaan. De ontheffingen van een verbodsbepaling, die op grond van deze verordening kunnen worden verleend, dragen het karakter van een éénmalige beslissing voor een individueel geval.De bevoegdheid tot het verbinden van beperkingen en voorschriften aan een vergunning of ontheffing wordt vermeld om te voorkomen dat het ontbreken van een wettelijke grondslag voor die bevoegdheid aanleiding kan zijn tot twijfel omtrent die bevoegdheid. Wijziging van beperkingen of voorschriften kan nodig zijn omdat gewijzigde omstandigheden bij de houder van de vergunning of ontheffing, dan wel het niet efficiënt of niet voldoende effectief werken van bepaalde beperkingen of voorschriften, aanleiding kunnen geven tot die wijziging of ontheffing en bij verlenging van de geldigheidsduur van een vergunning of ontheffing.Wanneer voor een éénmalige gedraging of handeling van korte duur een snelle ontheffing wordt vereist, kan ingevolge artikel 1.3, vierde lid, worden volstaan met een mondeling gegeven ontheffing. In de praktijk geschiedt het vragen en verlenen van ontheffing ook wel per marifoon of telefoon. Dit kan de houder van de ontheffing in bewijsmoeilijkheden brengen tegenover de toezichthoudende ambtenaar of de opsporingsambtenaar. Maar indien de ontheffing aannemelijk kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door verwijzing naar en bevestiging door degene die de ontheffing heeft verleend, zal daarmee het bezit van de ontheffing voldoende zijn aangetoond.De ontheffingverlener dient zijnerzijds zorg te dragen voor het aantekenen van de ontheffing in zijn bescheiden.Artikel 2.1 - VerkeerstekensSinds de inwerkingtreding van het BPR bestaat op nagenoeg alle Nederlandse binnenwateren een uniform systeem van verkeerstekens, teneinde dit systeem niet te doorkruisen is in dit artikel vastgelegd dat dezelfde verkeerstekens tevens kunnen worden gebruikt ten behoeve van de orde en veiligheid in de haven.Het BPR geeft in artikel 5.02, eerste lid, onder c het gemeentebestuur de bevoegdheid om in het belang van de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart verkeerstekens te plaatsen die een gebod of verbod bevatten. Het bepaalde in deze verordening heeft echter betrekking op verkeerstekens die geplaatst worden in verband met de orde en veiligheid in de haven. Veelal zal een teken, geplaatst in verband met de orde of de veiligheid van de scheepvaart, tevens zijn in het belang van de orde of de veiligheid in de haven, doch dit hoeft niet altijd zo te zijn.Teneinde te voorkomen dat in voorkomende gevallen de juridische basis voor een verkeersteken in het reglement ontbreekt, is thans de mogelijkheid geopend om op grond van de orde en veiligheid in de haven verkeerstekens te plaatsen. Door middel van nadere aanduidingen kan het verkeersteken in zijn betekenis worden aangevuld.Artikel 2.2. - Verbod tot innemen van ligplaatsDit verbod dient, voor zover het betrekking heeft op zaken betreffende de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart, te worden beschouwd als een voorschrift gegeven op basis het BPR.Indien het gaat om zaken met betrekking tot de orde en veiligheid in de haven heeft het verbod een zelfstandig karakter. In beide gevallen zal echter de procedure van artikel 5.08, tweede lid, van het BPR worden gevolgd.Middels dit verbod en het daaraan gekoppelde vergunningstelsel vindt ordening en regulering van het innemen van ligplaats in de haven plaats. Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het gebruik van de haven dient in de afweging omtrent de vergunningverlening en in de voorschriften die aan een vergunning verbonden worden tot uitdrukking te komen. In de onderhavige situatie is in dit verband van belang dat tot nu toe in de haven van Terschelling drie instanties ieder voor zich een deel van de haven beheerden, t.w. Rijkswaterstaat, de St.Passantenhaven en de gemeente Terschelling. Nu de overdracht van de Rijkshaven naar de gemeente een feit is kan voor een groot deel van de Terschellinger haven één beleid worden gevoerd op het gebied van ordening van het scheepvaartverkeer.

In het belang van de instandhouding van deze functionele scheiding in het havenverkeer dient te worden vastgesteld dat het afmeren van één of meer woonschepen in de haven niet past. Onverminderd dit aspect is voorts van belang dat de haven zich niet leent voor het permanent dan wel gedurende langere tijd afmeren van woonschepen.De haven is vrijwel onmiddellijk aan open zee gelegen. Slechtweersinvloeden, de constante invloed van eb en vloed, mogelijke ijsgang en de steeds aanwezige scheepvaartbewegingen van overig verkeer vereisen een permanente aandacht voor het afgemeerd zijn van een schip.De functie van het wonen is bovendien niet te combineren met de activiteiten waarvoor de haven is bedoeld. Tenslotte dient dienaangaande te worden opgemerkt dat voorzieningen voor bijv. drinkwater, elektriciteit en afvalwater in de haven niet zijn afgestemd op permanente bewoning.Het opgenomen verbod heeft uiteraard betrekking op het toepassingsgebied van de verordening.Artikel 2.3 - Afmetingen van schepen.Schepen met een diepgang groter dan 3,40 m. moeten tijdens het varen een UKC hebben van 10% van hun diepgang. (UKC = Under Keel Clearance).Tevens maakt men onderscheid voor verschillende typen schepen. In de onderstaande beslistabel wordt een voorbeeld geschetst waarop de havenmeester, die de ontheffing verleent, zijn besluit kan baseren.Scheepstype Zeiljacht Visserij Binnenvaart Koopvaardij/BergingStatische diepgang 3.4 m. – 3.8 m. Tijpoortadvies en aangewezen ligplaats Geen beperking Tijpoortadvies 4 en aangewezen ligplaats Scheepsafhankelijk3.8 m. – 4.1 m. Geen toegang Tijpoortadvies 4 Niet bestaand Scheepsafhankelijk4.1 m. – 4.3 m. Geen toegang Tijpoortadvies 4 en sleper stand-by Niet bestaand Scheepsafhankelijk4.3 m. – 4.5 m. Geen toegang Tijpoortadvies 4, sleper stand-by en (loods-)begeleiding Niet bestaand Scheepsafhankelijk

Artikel 2.4 - Gebruik van ligplaats voor bijzondere doeleindenSinds jaar en dag wordt er in havens van ligplaatsen gebruik gemaakt door schepen aan boord waarvan activiteiten plaatsvinden waarvoor het gebruik van een schip, goed beschouwd, niet noodzakelijk is. Te denken valt bijvoorbeeld aan restaurants, werkplaatsen en kantoorruimten. In beginsel is de haven niet bestemd voor het nemen van ligplaats met een dergelijk oogmerk. Er kunnen zich evenwel gevallen voordoen, waarbij het nemen van ligplaats van belang kan zijn voor de havenactiviteiten. Afgezien van scheepsgebonden activiteiten, zoals handelsvaart en de vaart met dienstverlenende schepen, kan het nemen van ligplaats worden toegestaan mits een vergunning is verleend door het college.De leden 2 en 3 zijn nader gespecificeerd. Dit laatste in verband met het feit dat het in sommige gevallen mogelijk is om schepen gedurende langere of kortere tijd op te leggen. Hiervoor dient echter een wettelijke basis ten grondslag te liggen. Er kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van het gebruik van de ligplaats aan de oplegger. Deze eisen zullen zowel nautisch-technisch als financieel kunnen zijn, mits uiteraard gesteld in het belang van de orde, de veiligheid en het doelmatig gebruik van de haven. Dit geldt eveneens voor het innemen van ligplaats voor het slopen van een schip.

Artikel 2.5In dit artikel is een aantal specifieke verboden opgenomen, die in meer of mindere mate gerelateerd zijn aan het openbare orde aspect. Ook hebben wij gemeend om expliciet het verbod op te nemen om zich met enig vaartuig in de haven te bevinden met als doel logies, maaltijden en dranken te verstrekken. Artikel 2.6 - VoorzieningenDe havenbeheerder dient in verband met het veilig gebruik van de haven op de hoogte te zijn van alle voorzieningen die in, onder of boven het water worden aangebracht en die van een min of meer permanent karakter zijn. Uitgezonderd zijn schepen en voorzieningen of voorwerpen die voor het directe gebruik en onderhoud van het schip of ten behoeve van een aan de haven gevestigd bedrijf noodzakelijk zijn. Daarbij wordt de eis gesteld dat die voorzieningen en voorwerpen ook werkelijk worden gebruikt teneinde te voorkomen dat met name meerdradenfenders blijvend worden aangebracht.Artikel 3.1 - Recreatievaart en zeilvaart in de havenRecreatieschepen of zeilschepen kunnen worden aangetroffen in havengedeelten die vooral bestemd zijn en gebruikt worden voor de beroepsvaart. Het komen en gaan van schepen bestemd voor de beroepsvaart kan daardoor uiterst gevaarlijke situaties opleveren. In dit artikel is rekening gehouden met het feit dat de jachthaven voor jachten bereikbaar moeten zijn.

Artikel 4.1 - Verontreiniging van lucht, stank of hinder veroorzakende stoffen.Toegevoegd is het verbod tot het lozen van vuilwater in de haven.Artikel 4.2 - Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpenGezien de werkingssfeer van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en het bepaalde in het BPR (artikel 1.18) bestaat geen behoefte aan een zelfstandig verbod op het te water doen geraken van stoffen of voorwerpen. Wel is in verband met de veiligheid en eventuele belemmeringen in de vaarweg van belang dat, indien de stoffen of voorwerpen te water geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester. Vanzelfsprekend dient de stof of het voorwerp, indien mogelijk onmiddellijk te worden verwijderd.Artikel 4.3 - Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepenDe bescherming van alle belanghebbenden in de haven houdt in dat ten aanzien van schepen die ernstig gevaar, schade of hinder kunnen opleveren (zinken, breken, brand, explosie of vrijkomen van gevaarlijke stoffen), maatregelen moeten worden genomen van min of meer ingrijpende aard. Deze kunnen variëren van het treffen van noodvoorzieningen aan boot van een schip tot - in het uiterste geval - het verbieden van binnenkomst, van het nemen van een ligplaats of van verblijf van het schip in de haven. Ook het geval dat zich aan de wal een calamiteit voordoet, waarbij de aanwezigheid van een schip de bestrijding bemoeilijkt, kan daartoe aanleiding zijn.De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de veiligheid van (andere) schepen in de haven, van haveninrichtingen en installaties, van opslagplaatsen en bebouwingen in het havengebied laat het nemen van risico's met dergelijke schepen niet toe.Gezien de zeer ingrijpende gevolgen die een dergelijk verbod voor het schip met zich meebrengt, wordt het verbod opgelegd in de vorm van een schriftelijke beschikking.Artikel 5.1 - AanwijzingenDe bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen wordt aan het college verleend binnen het kader van de verordening. Uiteraard gelden hierbij de grenzen van de toepassingsgebieden van hogere regelingen, onder meer de Wet Milieubeheer, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet Gevaarlijke Stoffen, de Wet chemische afvalstoffen en de Arbeidsomstandigheden wet.De bevoegdheden die het college rechtstreeks ontleent aan wettelijke regelingen, zoals het Binnenvaartpolitiereglement en het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, blijven hierbij onverlet.De havenmeesters die krachtens mandaat aanwijzingen geven op grond van de verordening dienen zich evenmin te begeven binnen de werkingssfeer van eerder bedoelde wettelijke regelingen.