Verordening sociaal cultureel fonds Vlaardingen 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. kind: het minderjarige schoolgaande kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, voor wie de aanvrager aanspraak kan maken op kinderbijslag;

b. inkomen: het inkomen, bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de Wet werk en bijstand;

c. vermogen: het in aanmerking te nemen vermogen, bedoeld in artikel 34 van de Wet werk en bijstand;

d.  bijstandsnorm: de norm, bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand;

e.  college: het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen;

f.  wet: Wet werk en bijstand (WWB).

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 2 Doel

Indien wordt voldaan aan de in deze verordening omschreven voorwaarden verstrekt het college aan aanvragers, categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van maatschappelijke participatie van hun schoolgaande kinderen.

Artikel 3 Activiteiten en bijstand

Categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van de kosten van maatschappelijke participatie voor kinderen kan worden verleend voor de volgende activiteiten:

Abonnement voor fitness- en sportscholen;

Educatief tijdschrift voor jongeren (Bobo, Taptoe, Okki, NGJ);

Lidmaatschap scouting;

Lidmaatschap sport-, hobby-, toneel-, dans-, ballet-, muziek- of zangvereniging;

Muziekschool;

Ouderbijdrage voor schoolgaande kinderen;

Peuterspeelzaal;

Schoolwerkweken, -reisjes en –excursies;

Teken- en schilderclubs;

Toneelgroepen;

Vakantieweken van een (sport)vereniging;

Zwemlessen;

Zwemabonnement; zwembadenkaart.

Artikel 4 Voorwaarden

1. Er wordt categoriale bijzondere bijstand verstrekt als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. het inkomen bedraagt ten hoogste 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm;

b. er is geen vermogen.

2. In afwijking van het eerste lid kan geen categoriale bijzondere bijstand worden verleend:

a. voor zover voor de activiteiten reeds een vergoeding op grond van een andere regeling of voorziening wordt ontvangen, of

b. indien de kosten van de activiteiten zijn afgestemd op de hoogte van het inkomen, tenzij het betreft de ouderbijdrage die verschuldigd is voor het gebruik van een erkende peuterspeelzaal in de gemeente Vlaardingen.

Artikel 5 Hoogte van de bijstand

1. De bijstand voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, bedraagt:

a. per kind van 4 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar: maximaal € 175 per kalenderjaar;

b. per kind van 12 jaar of ouder maar jonger dan 18 jaar: maximaal € 275 per kalenderjaar.

2. Tot de activiteiten waarvoor de maximumbedragen, genoemd in het eerste lid, gelden, wordt niet het gebruik van de peuterspeelzaal gerekend.

3. De bijstand voor het gebruik van de peuterspeelzaal, bedoeld in het tweede lid, is gelijk aan de ouderbijdrage die de aanvrager verschuldigd is, maar bedraagt ten hoogste de ouderbijdrage die voor twee dagdelen per week geldt.

4. Het college kan de bedragen, genoemd in de voorgaande leden, jaarlijks aanpassen.

Artikel 6 Aanvraag

1. De bijstand wordt verleend op aanvraag.

2. Een aanvraag voor categoriale bijzondere bijstand genoemd in artikel 2 wordt bij het college ingediend door middel van een door of namens het college vast te stellen formulier.

3. Het college bepaalt op welke locatie een aanvraag kan worden ingediend.

4. Een aanvraag voor bijstand kan worden ingediend gedurende het kalenderjaar waarop de bijstand betrekking heeft, maar uiterlijk tot 1 maart na afloop van dat kalenderjaar.

Artikel 7 Betaling

1. Na het overleggen van de bewijsstukken, waaruit blijkt dat kosten zijn gemaakt voor de in artikel 3 vermelde activiteiten, vindt betaling van de bijstand plaats.

2. Indien het college vaststelt dat voor de activiteiten minder kosten zijn gemaakt dan de bedragen, genoemd in artikel 5, eerste lid, wordt de bijstand op dit lagere bedrag vastgesteld, tenzij de aanvrager aantoonbaar kosten heeft gemaakt voor bij de activiteit behorende kleding of benodigde materialen. In dat geval wordt de bijstand vastgesteld op de som van de gemaakte kosten, maar ten hoogste op de bedragen, genoemd in artikel 5, eerste lid.

3. Betaling van bijstand op een andere bankrekening dan die van de aanvrager, is niet mogelijk, met uitzondering van bijstand voor:

a. de ouderbijdrage voor schoolgaande kinderen en schoolwerkweken;

b. vakantieweken van een (sport)vereniging.

4. De bijstand bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kan direct betaalbaar worden gesteld aan de onderwijsinstelling die een bijdrage van de aanvrager ten behoeve van zijn kinderen verzoekt.

5. De bijstand, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, kan direct betaalbaar worden gesteld aan de (sport)vereniging die een bijdrage van de aanvrager ten behoeve van zijn kinderen verzoekt.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, voor zover de toepassing hiervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9 Intrekken oude regeling

De Subsidieverordening Sociaal Cultureel Fonds Vlaardingen 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag nadat de gewijzigde Wet werk en bijstand in werking is getreden.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Sociaal Cultureel Fonds Vlaardingen 2012.