Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond houdende regels omtrent melding vermoeden misstand

Geldend van 17-01-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2016

Intitulé

Regeling Melden Vermoeden Misstand Helmond 2016

gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeenten,

gelet op het instemmende besluit van de Ondernemingsraad d.d. 15-12-2016

besluit

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    WHk:

    Wet Huis voor klokkenluiders;

  • b.

    het college:

    het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    werknemer:

    de persoon die werkt of heeft gewerkt voor de gemeente Helmond zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de WHk;

  • d.

    werkgever:

    het college

  • e.

    vermoeden van een misstand:

    het vermoeden van een werknemer, dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:

    • I.

      het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en

    • II.

      het maatschappelijk belang in het geding is bij:

      • i.

        de (dreigende) schending van een wettelijk voorschrift, waaronder een (dreigend) strafbaar feit,

      • ii.

        een (dreigend) gevaar voor de volksgezondheid,

      • iii.

        een (dreigend) gevaar voor de veiligheid van personen,

      • iv.

        een (dreigend) gevaar voor de aantasting van het milieu,

      • v.

        een (dreigend) gevaar voor het goed functioneren van de organisatie als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten,

      • vi.

        een (dreigende) schending van andere regels dan een wettelijk voorschrift,

      • vii.

        een (dreigende) verspilling van overheidsgeld,

      • viii.

        (een dreiging van) het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over de onder i t/m vii hierboven genoemde feiten;

  • f.

    adviseur:

    een persoon die uit hoofde van zijn functie een geheimhoudingsplicht heeft en die door een werknemer in vertrouwen wordt geraadpleegd over een vermoeden van een misstand;

  • g.

    vertrouwenspersoon:

    de persoon die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als vertrouwenspersoon voor de organisatie te fungeren.

  • h.

    afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders:

    afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders als bedoeld in artikel 3a, tweede lid van de WHk;

  • i.

    afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders:

    de afdeling onderzoek van het Huis, als bedoeld in artikel 3a, derde lid van de WHk;

  • j.

    melding:

    de melding van een vermoeden van een misstand op grond van deze regeling;

  • k.

    melder:

    de werknemer die een vermoeden van een misstand meldt of heeft gemeld op grond van deze regeling;

  • l.

    onderzoekers:

    de persoon of personen aan wie de gemeentesecretaris het onderzoek naar de misstand opdraagt;

  • m.

    externe instantie:

    de instantie die naar het redelijke oordeel van de melder het meest in aanmerking komt om de externe melding van het vermoeden van een misstand te onderzoeken;

  • n.

    contactpersoon:

    de coördinator integriteit die door de gemeentesecretaris na ontvangst van de melding, in overleg met de melder, is aangewezen als contactpersoon met het oog op tegengaan van benadeling. De coördinator integriteit kan functioneren als meldpunt voor meldingen van een vermoeden van misstand en ondersteunt de gemeentesecretaris bij ambtelijke integriteitsonderzoeken;

Artikel 2 Informatie, advies en ondersteuning voor de werknemer

Een werknemer kan bij een vermoeden van misstand:

  • a.

    een adviseur raadplegen voor informatie, advies en ondersteuning;

  • b.

    de vertrouwenspersoon raadplegen voor informatie, advies en ondersteuning

  • c.

    de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders raadplegen voor informatie, advies en ondersteuning.

Artikel 3 Interne melding door een werknemer van de gemeente

  • 1. Een werknemer met een vermoeden van een misstand binnen de organisatie van de werkgever kan daarvan melding doen:

    • a.

      bij iedere leidinggevende die binnen de gemeente hiërarchisch een hogere positie bekleedt dan hij;

    • b.

      bij de vertrouwenspersoon.

  • 2. De leidinggevende of de vertrouwenspersoon stuurt de melding, met instemming van de werknemer, door naar de gemeentesecretaris.

  • 3. In geval van een redelijk vermoeden dat de gemeentesecretaris bij de vermoede misstand betrokken is, wordt de interne melding doorgestuurd naar het college.

  • 4. In geval van een redelijk vermoeden dat een collegelid of een raadslid bij de vermoede misstand betrokken is, wordt de interne melding doorgestuurd naar de burgemeester.

  • 5. Een mondelinge melding of mondelinge toelichting wordt altijd schriftelijk vastgelegd en ter goedkeuring voorgelegd aan de melder.

  • 6. De gemeentesecretaris, danwel het college of de burgemeester indien zich een situatie voordoet als bedoeld in het derde of vierde lid, stuurt de melder onverwijld een bevestiging dat de melding is ontvangen. De ontvangstbevestiging bevat in ieder geval een zakelijke beschrijving van de melding, de datum waarop deze is ontvangen en een afschrift van de melding.

  • 7. Na ontvangst van de melding wijst de gemeentesecretaris, met instemming van de melder, de coördinator integriteit als contactpersoon aan met het oog op het tegengaan van benadeling.

  • 8. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 4 Interne melding door een werknemer van een andere organisatie

  • 1. Een werknemer van een andere organisatie die door zijn werkzaamheden met de organisatie van de werkgever in aanraking is gekomen en een vermoeden heeft van een misstand binnen de organisatie van de werkgever, kan daarvan melding doen:

    • a.

      bij iedere leidinggevende die binnen de gemeente hiërarchisch een gelijke of een hogere positie bekleedt dan hij.

    • b.

      bij de vertrouwenspersoon

  • 2. De leidinggevende of de vertrouwenspersoon stuurt de melding, in overleg met de werknemer, door naar de gemeentesecretaris.

  • 3. In geval van een redelijk vermoeden dat de gemeentesecretaris bij de vermoede misstand betrokken is, wordt de interne melding doorgestuurd naar het college.

  • 4. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 5 Bescherming van de melder tegen benadeling

  • 1. Een werknemer die te goeder trouw en naar behoren een vermoeden van een misstand meldt, zal in verband daarmee geen nadelige gevolgen van zijn rechtspositie ondervinden tijdens en na de behandeling van zijn melding bij de werkgever, een andere organisatie of een externe instantie, een andere organisatie,

  • 2. Onder nadelige gevolgen als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan het nemen van een benadelende maatregel, zoals:

    • a.

      het verlenen van ontslag, anders dan op eigen verzoek;

    • b.

      het tussentijds beëindigen of het niet verlengen van een tijdelijk dienstverband;

    • c.

      het niet omzetten van een tijdelijk dienstverband in een vast dienstverband;

    • d.

      het treffen van een disciplinaire maatregel;

    • e.

      het opleggen van een onderzoeks-, spreek-, werkplek-, of contactverbod aan de melder;

    • f.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • g.

      het uitbreiden of beperken van de taken van de melder, anders dan op eigen verzoek;

    • h.

      het verplaatsen of overplaatsen van de melder, anders dan op eigen verzoek;

    • i.

      het weigeren van een verzoek tot het verplaatsen of overplaatsen van de melder;

    • j.

      het wijzigen van de werkplek of het weigeren van een verzoek daartoe;

    • k.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning, bonus of toekenning van vergoedingen;

    • l.

      het onthouden van promotiekansen;

    • m.

      het niet accepteren van een ziekmelding, of de werknemer als ziek geregistreerd laten.

    • n.

      het afwijzen van een verlofaanvraag;

    • o.

      het verlenen van verlof, anders dan op eigen verzoek;

  • 3. De werkgever zorgt ervoor dat de melder ook niet op andere wijze bij zijn werk nadelige gevolgen ondervindt van de melding.

  • 4. Als de werkgever binnen redelijke termijn na het doen van een melding een benadelende maatregel neemt, dan motiveert hij waarom hij deze maatregel neemt en dat deze maatregel geen verband houdt met het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand.

  • 5. De werkgever spreekt werknemers die zich schuldig maken aan benadeling van de melder daarop aan en kan aan hen een waarschuwing of disciplinaire maatregel opleggen.

  • 6. Onder benadeling, als bedoeld in het vijfde lid, wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het pesten, negeren en uitsluiten van de melder;

    • b.

      het maken van ongefundeerde of buitenproportionele verwijten ten aanzien van het functioneren van de melder;

    • c.

      het feitelijk opleggen van een onderzoeks-, spreek-, werkplek- en/of contactverbod aan de melder of collega’s van de melder, op welke wijze dan ook geformuleerd;

    • d.

      het intimideren van de melder door te dreigen met bepaalde maatregelen of gedragingen als hij zijn melding doorzet.

Artikel 6 Het tegengaan van benadeling van de melder

  • 1. De gemeentesecretaris bespreekt samen met de melder welke risico’s op benadeling aanwezig zijn, op welke wijze die risico’s kunnen worden verminderd en wat de melder kan doen als hij van mening is dat sprake is van benadeling. De gemeentesecretaris draagt zorg voor een schriftelijke vastlegging hiervan, en legt dit ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.

  • 2. Indien de melder van mening is dat daadwerkelijk sprake is van benadeling, kan hij dat onverwijld bespreken met de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris en de melder bespreken welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De gemeentesecretaris draagt zorg voor een schriftelijke vastlegging hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.

  • 3. De gemeentesecretaris draagt er zorg voor dat maatregelen die nodig zijn om benadeling tegen te gaan daadwerkelijk worden genomen.

Artikel 7 Bescherming van andere betrokkenen tegen benadeling

  • 1. De werkgever zal:

    • a.

      de adviseur die in dienst is van de gemeente niet benadelen vanwege het fungeren als adviseur van de melder;

    • b.

      de vertrouwenspersoon niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken;

    • c.

      de contactpersoon niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken.

    • d.

      de onderzoekers die in dienst zijn van de werkgever niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken.

    • e.

      een werknemer die wordt gehoord door, documenten verstrekt aan pof anderszins medewerking verleent aan de onderzoekers niet benadelen in verband met het te goeder trouw afleggen van een verklaring.

  • 2. Op benadeling van de in het eerste lid bedoelde personen is artikel 5, tweede tot het met zesde lid van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Vertrouwelijke omgang met de melding en de identiteit van de melder

  • 1. De werkgever zorgt ervoor dat de informatie over de melding zodanig wordt bewaard dat deze fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor de personen die bij de behandeling van deze melding betrokken zijn.

  • 2. De personen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn, maken de identiteit van de melder niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder en gaan vertrouwelijk om met de informatie over de melding.

  • 3. Als het vermoeden van een misstand is gemeld via de vertrouwenspersoon en de melder geen toestemming heeft gegeven zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de vertrouwenspersoon en stuurt de vertrouwenspersoon dit onverwijld door aan de melder.

  • 4. De personen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn maken de identiteit van de adviseur niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder en de adviseur.

Artikel 9 Behandeling van de interne melding door de werkgever

  • 1. De gemeentesecretaris stelt onverwijld een onderzoek in naar het gemelde vermoeden van een misstand , tenzij:

    • a.

      het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden, of

    • b.

      op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand .

  • 2. Als de gemeentesecretaris besluit geen onderzoek in te stellen, informeert hij de melder schriftelijk binnen twee weken na de interne melding. Daarbij wordt gemotiveerd aangegeven waarom er geen onderzoek wordt ingesteld.

  • 3. De gemeentesecretaris beoordeelt of een externe instantie als bedoeld in artikel 13, derde lid van de interne melding van een vermoeden van een misstand op de hoogte moet worden gebracht. Indien de gemeentesecretaris een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt de gemeentesecretaris de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

  • 4. De gemeentesecretaris draagt het onderzoek op aan onderzoekers die onafhankelijk en onpartijdig zijn

  • 5. De gemeentesecretaris informeert de melder onverwijld en schriftelijk dat een onderzoek is ingesteld en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd. De gemeentesecretaris stuurt de melder daarbij een afschrift van de onderzoeksopdracht, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

  • 6. De gemeentesecretaris informeert de personen op wie een melding betrekking heeft over de melding en over het op de hoogte brengen van een externe instantie zoals bedoeld in het derde lid, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

Artikel 10 De uitvoering van het onderzoek

  • 1. De onderzoekers stellen de melder in de gelegenheid te worden gehoord. De onderzoekers zorgen voor een schriftelijk verslag, en leggen dit verslag ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.

  • 2. De onderzoekers kunnen ook anderen horen. De onderzoekers zorgen voor een schriftelijk verslag, en leggen dit verslag ter goedkeuring en ondertekening voor aan de persoon die gehoord is. Deze persoon ontvangt hiervan een afschrift.

  • 3. De onderzoekers kunnen binnen de organisatie van de werkgever alle documenten inzien en opvragen die zij voor het doen van het onderzoek redelijkerwijs nodig achten.

  • 4. Werknemers mogen de onderzoekers alle documenten verstrekken waarvan zij het redelijkerwijs nodig achten dat de onderzoekers daar in het kader van het onderzoek kennis van nemen.

  • 5. De onderzoekers stellen een concept onderzoeksrapport op en stellen de melder in de gelegenheid daar opmerkingen bij te maken, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan. De melder is tot geheimhouding van het concept rapport verplicht.

  • 6. De onderzoekers stellen vervolgens het onderzoeksrapport vast. Zij sturen de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

Artikel 11 Standpunt van de werkgever

  • 1. De gemeentesecretaris informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een missstand. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid.

  • 2. Als duidelijk is dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, informeert de gemeentesecretaris de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Als de totale termijn daardoor meer dan twaalf weken bedraagt, wordt daarbij gemotiveerd waarom een langere termijn noodzakelijk is.

  • 3. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de gemeentesecretaris of een externe instantie als bedoeld in artikel 13 derde lid van de interne melding van een vermoeden van een misstand, van het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

  • 4. De personen op wie de melding betrekking heeft, worden op dezelfde manier geïnformeerd als de melder, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan

Artikel 12 Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt gemeente

  • 1. De werkgever stelt de melder in de gelegenheid op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever te reageren.

  • 2. Als de melder in reactie op het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever onderbouwd aangeeft dat het vermoeden van een misstand niet daadwerkelijk of niet deugdelijk is onderzocht of dat in het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever sprake is van wezenlijke onjuistheden, reageert de werkgever hier op en stelt hij zo nodig een nieuw of aanvullend onderzoek in. Op dit nieuwe of aanvullende onderzoek gelden dezelfde regels als ten aanzien van het eerste onderzoek.

  • 3. Als de werkgever een externe instantie als bedoeld in artikel 13, derde lid op de hoogte brengt of heeft gebracht, stuurt hij ook de hiervoor bedoelde reactie van de melder op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever aan die externe instantie toe. De melder ontvangt hiervan een afschrift.

Artikel 13 Externe melding

  • 1. Na het indienen van een interne melding van een vermoeden van een misstand, kan de melder het vermoeden van een misstand extern melden bij het Huis voor klokkenluiders of een andere daartoe bevoegde instantie indien:

    • a.

      de melder het niet eens is met het standpunt van de werkgever en of van oordeel is dat het vermoeden ten onrechte terzijde is gelegd;

    • b.

      de melder niet tijdig een standpunt heeft ontvangen.

  • 2. De werknemer kan direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand als het eerst doen van een interne melding in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd. Dat is in ieder geval aan de orde indien dit uit enig wettelijk voorschrift voortvloeit of sprake is van:

    • a.

      acuut gevaar, waarbij een zwaarwegend en spoedeisend maatschappelijk belang onmiddellijke externe melding noodzakelijk maakt;

    • b.

      een redelijk vermoeden dat de werkgever danwel de gemeentesecretaris bij de vermoede misstand betrokken is;

    • c.

      een situatie waarin de melder in redelijkheid kan vrezen voor tegenmaatregelen in verband met het doen van een interne melding;

    • d.

      een duidelijk aanwijsbare dreiging van verduistering of vernietiging van bewijsmateriaal;

    • e.

      een eerdere melding overeenkomstig de procedure van dezelfde misstand, die de misstand niet heeft weggenomen;

    • f.

      een plicht tot directe externe melding.

  • 3. De melder kan de externe melding doen bij een externe instantie die daarvoor naar het redelijk oordeel van de melder het meest in aanmerking komt. Onder externe instantie wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een instantie die is belast met de opsporing van strafbare feiten;

    • b.

      een instantie die is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift;

    • c.

      een andere daartoe bevoegde instantie waar het vermoeden van een misstand kan worden gemeld, zoals de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders.

Artikel 14 Rapportage en evaluatie

  • 1. De gemeentesecretaris stelt jaarlijks een rapportage en de uitvoering van deze regeling. Deze rapportage bevat in ieder geval:

    • a.

      informatie over de in het afgelopen jaar gevoerde beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden en het in het komende jaar te voeren beleid op dit vlak;

    • b.

      informatie over het aantal meldingen en een indicatie van de aard van de meldingen, de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever;

    • c.

      algemene informatie over de ervaringen met het tegengaan van benadeling van de melder;

    • d.

      informatie over het aantal verzoeken om onderzoek naar benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand en een indicatie van de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever.

  • 2. De gemeentesecretaris stuurt het concept voor de in het vorige lid bedoelde rapportage ter bespreking aan de Ondernemingsraad, waarna dit in een overlegvergadering met de Ondernemingsraad wordt besproken.

  • 3. De gemeentesecretaris stelt de Ondernemingsraad in de gelegenheid zijn standpunt over het beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden, de uitvoering van deze regeling, en de rapportage kenbaar te maken. De gemeentesecretaris draagt zorg voor verwerking van het standpunt van de Ondernemingsraad in de rapportage, en legt deze verwerking ter goedkeuring aan de Ondernemingsraad voor.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2016.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 22-11-2016

Burgemeester en wethouders van Helmond,
mevrouw P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
de burgemeester
mr. drs. A.P.M. ter Voert
de secretaris